MINISTERIE VAN CULTUUR, RECREATIE EN MAATSCHAPPELIJK WERK

Centrale Directie Wetgeving en Juridische Zaken Nr. 1194311

Betreffende: Beroep H. van der Meulen;

Wet op de bejaardenoorden

Diverse bijlagen

Rijswijk (ZH), 7 augustus 1978

Aan de Koningin

De Raad van State, Afdeling voor de Geschillen van Bestuur, heeft onder dagtekening van 19 augustus 1977 nr. 6100/VI, advies uitgebracht over het beroep van de heer H. van der Meulen te Amstelveen, ingesteld tegen het besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 21 september 1976, Afdeling 7, nr. 42, waarbij is geweigerd de door appellant gevraagde verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 6d, juncto artikel 33 van de Wet op de bejaardenoorden ten behoeve van de uitbreiding van het bejaardenoord «Clifford» te Amsterdam, dan wel de aanvang van de exploitatie of de stichting van een bejaardenoord aan het Dijsselhofplantsoen 7 te Amsterdam. Dit advies is op 19 augustus 1977 op mijn departement binnengekomen.

Het daarbij aangeboden ontwerp-besluit luidde als volgt:

«Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Beschikkende op het beroep, ingesteld door H. van der Meulen te Amstelveen tegen het besluit van gedeputeerde staten van Noord-Holland van 21 september 1976, Afdeling 7, nr. 42, waarbij is geweigerd de door de appellant gevraagde verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 6d, juncto artikel 33, der Wet op de bejaardenoorden ten behoeve van de uitbreiding van het bejaardenoord «Clifford» te Amsterdam, dan wel de aanvang van de exploitatie of de stichting van een bejaardenoord aan het Dijsselhofplantsoen 7 te Amsterdam; de Raad van State, Afdeling voor de Geschillen van Bestuur, gehoord, adviezen van 19 augustus 1977, nr. 6100/VI en van 21 december 1977, nr. 6100/VI/190;

Op de voordracht van

Overwegende dat gedeputeerde staten van Noord-Holland bij hun evenvermeld besluit van 21 september 1976 hebben overwogen, dat het ingevolge artikel 6d, eerste lid, van de Wet op de bejaardenoorden verboden is een bejaardenoord te stichten, te doen bouwen, te doen verbouwen, uit te breiden, dan wel de exploitatie aan te vangen of van een andere houder over te nemen, tenzij door hen daartoe schriftelijk verzoek van de toekomstige houder of - indien het een verbouwing of uitbreiding betreft - van de tegenwoordige houder schriftelijk een verklaring van geen bezwaar is afgegeven; dat ingevolge artikel 6e van vorenbedoelde wet zij de verklaring slechts kunnen weigeren, indien het bejaardenoord:

a) niet past in het plan voor de bejaardenoorden of in de uitwerking daarvan door hen, en b) niet voldoet of naar redelijke verwachting niet zal voldoen aan de regelen, gesteld ingevolge artikel 7 van de Wet op de bejaardenoorden; dat ingevolge artikel 33 van vorenbedoelde wet zij geen verklaringen van geen bezwaar kunnen afgeven zonder toestemming van Onze Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, zolang het plan voor de bejaardenoorden door provinciale staten niet onherroepelijk is vast-