dat de strekking van artikel 33, tweede lid, medebrengt-en het artikel dan ook aldus moet worden verstaan - dat in zulk een geval de Staatssecretaris binnen 3 maanden een nieuwe beschikking geeft op het door gedeputeerde staten ingediende verzoek;

dat evenwel de Staatssecretaris niet op vorenbedoelde voet een nieuwe beschikking genomen heeft;

dat dan ook op grond van het bepaalde in artikel 33, tweede lid, toestemming als meerbedoeld geacht moet worden te zijn verleend;

dat, nu - zoals vorenvermeld - het door provinciale staten vast te stellen plan nog niet tot stand is gekomen, de verklaring van geen bezwaar, gelet op artikel 6e der wet, slechts kan worden geweigerd, indien het bejaardenoord naar redelijke verwachting niet zal voldoen aan de door provinciale staten op grond van artikel 7 der wet vastgestelde Verordening op de bejaardenoorden in Noord-Holland;

dat gedeputeerde staten in hun bestreden besluit hebben aangegeven op welke punten zij strijd met deze verordening aanwezig achten;

dat, mede gelet op het verhandelde in de openbare vergadering van de Afdeling voor de Geschillen van Bestuur van de Raad van State, de bezwaren van gedeputeerde staten (door hen vermeld onder a, b en c) betreffende het ontbreken van bepaalde ruimten en die (door hen aangegeven met d, e en f) inzake de geschiktheid van zekere ruimten door de appellant redelijkerwijs voldoende zijn weerlegd;

dat, wat betreft de bezwaren van gedeputeerde staten ten aanzien van de brandveiligheid, op grond van het ambtsbericht van de inspecteur voor het brandweerwezen in district II van 23 november 1976 moet worden aangenomen, dat een uit brandveiligheidsoogpunt aanvaardbare situatie zal ontstaan, wanneer een aantal door hem vermelde voorzieningen wordt getroffen;

dat namens de appellant in meergenoemde openbare vergadering is verklaard, dat hij ten volle bereid is deze voorzieningen te treffen;

dat het niet uitgesloten is, dat ter verwezenlijking van hetgeen de appellant beoogt nog een ontheffing van een of meer bepalingen van de op artikel 7 berustende provinciale voorschriften nodig zal zijn, zoals van de zijde van gedeputeerde staten aangevoerd is;

dat hieraan echter thans geen doorslaggevende betekenis gehecht kan worden, nu artikel 6e, onder b, verplicht tot afgeven van de verklaring van geen bezwaar onder meer indien - zoals hier Onzes inziens het geval is - het bejaardenoord naar redelijke verwachting zal voldoen aan de evenbedoelde regelen;

dat er namens gedeputeerde staten in voornoemde openbare vergadering nog op is gewezen, dat inmiddels - op 1 juni 1977 — een gewijzigde Verordening op de bejaardenoorden in Noord-Holland in werking is getreden;

dat in dit verband namens gedeputeerde staten is aangevoerd, dat deze verordening bepalingen betreffende de inrichting van een bejaardenoord bevat, welke ten aanzien van het onderwerpelijke pand Dijsselhofplantsoen nr. 7, zullen leiden tot een zodanige onderbezetting, dat de billijke verhouding tussen de gevraagde prijs en de geboden huisvesting en verzorging nog meer in het gedrang zal komen;