Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 1978

521

Wet van 4 oktober 1978, houdende vaststelling van enkele bepalingen met betrekking tot tijdelijke verhuur van woonruimte in gebouwen, welke aan een gemeente toebehoren en voor afbraak bestemd zijn

Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enkele bepalingen vast te stellen met betrekking tot de tijdelijke verhuur van woonruimte in gebouwen, welke aan een gemeente toebehoren en voor afbraak bestemd zijn;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I

Aan artikel 1623a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek 1 wordt de volgende zin toegevoegd, luidende:

De artikelen 1623b-1623gzijn voorts niet van toepassing op de huur en verhuur van woonruimte in gebouwen, welke aan een gemeente toebehoren en ten tijde van het aangaan van de overeenkomst voor afbraak bestemd zijn.

Artikel II

De Huurwet 2 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 1 wordt na het eerste lid een nieuw tweede lid toegevoegd, luidende: 2. De Hoofdstukken V en VI, met uitzondering van de artikelen 20 en 27, zijn niet van toepassing op de huur en verhuur van woningen, welke aan een gemeente toebehoren en ten tijde van het aangaan van de overeenkomst voor afbraak bestemd zijn. B. Het tweede lid van artikel 1 wordt derde lid.