Met het onderhavige besluit, dat het aanbrengen van een waarschuwing op spuitbussen die dichloordifluormethaan of trichloorfluormethaan bevatten, voorschrijft, wordt beoogd, vooruitlopend op een eventueel in werking treden van een gefaseerd verbod, het publiek voor te lichten omtrent het nadeel dat het gebruik van die spuitbussen met zich mee kan brengen.

De grondslag van beide maatregelen is de Wet inzake de luchtverontreiniging (Stb. 1970, 580). Het in de buitenlucht geraken van dichloordifluormethaan of trichloorfluormethaan, door het gebruik van spuitbussen die deze stoffen bevatten, veroorzaakt luchtverontreiniging in de zin van artikel 1 van de wet.

Van luchtverontreiniging is immers volgens de definitie in dat artikel, toegelicht in de memorie van toelichting bij de wet, sprake bij de loutere aanwezigheid van verontreinigende stoffen in de buitenlucht, dus los van de vraag of deze stoffen in een gegeven geval in dusdanige hoeveelheid aanwezig zijn dat hun gezondheid benadelende of schade toebrengende potentie ook wordt gerealiseerd. Dat dichloordifluormethaan en trichloorfluormethaan verontreinigende stoffen zijn in de zin van artikel 1 van de Wet inzake de luchtverontreiniging volgt uit hun hiervoor uitvoerig omschreven eigenschappen. Met name kunnen ze de in de stratosfeer aanwezige ozon afbreken, hetgeen leidt tot nadeel voor de gezondheid van de mens, en schade aan dieren en planten ten gevolge van een toename van ultraviolette straling op leefniveau.

Het ontwerp van de onderhavige algemene maatregel van bestuur is ingevolge het derde lid van artikel 88 van de Wet inzake de luchtverontreiniging gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant van 14juni 1977. Binnen de daarbij gestelde termijn van drie weken zijn wensen en bezwaren ten aanzien van dit ontwerp ingediend door een aantal individuele bedrijven, branche-organisaties en een consumentenorganisatie. Zij zijn ter kennis gebracht van de Raad inzake de luchtverontreiniging. Deze Raad heeft bij de vaststelling van zijn advies, dat in de Nederlandse Staatscourant van 24 januari 1978 werd gepubliceerd, deze wensen en bezwaren mede in overweging genomen.

Ten slotte zij opgemerkt, dat ter uitvoering van een richtlijn van de Europese Gemeenschappen van 20 mei 1975 betreffende aërosols 75/324/EEG (Pb. EG L 147) in een op de Warenwet gebaseerd Aërosolenbesluit-dat in Staatsblad 1978, nr. 116, is geplaatst - voorschriften worden gegeven, die niet op de in aërosolen (spuitbussen) gebezigde gassen - met het oog op de bescherming van het milieu - doch op de veiligheid bij het gebruik betrekking hebben. Dit Aërosolenbesluit is met ingang van 15 mei 1978 in werking getreden (Stb. 1978, nr. 235).

Toelichting op de artikelen

Het verbod van artikel 2 beperkt zich tot het ten verkoop in voorraad hebben, ten verkoop aanbieden, verkopen en afleveren. Het invoeren en vervaardigen vallen dus niet onder het verbod. In het buitenland vervaardigde spuitbussen die dichloordifluormethaan of trichloorfluormethaan bevatten kunnen dus worden ingevoerd zonder dat ze zijn voorzien van de waarschuwingstekst. De importeur is pas na de invoer gehouden de spuitbussen te voorzien van een waarschuwing als bedoeld in dit artikel voor zover die spuitbussen in Nederland op de markt worden gebracht.

Met de tekst van de waarschuwing, vermeld in artikel 3, wordt gepoogd in enkele woorden de consequenties van het gebruik van spuitbussen duidelijk te maken. Een soortgelijke tekst is in de Verenigde Staten vastgesteld door de Food and Drug Administration.

Artikel 4 vermeldt een tweetal uitzonderingen. Op de produkten die onder a worden genoemd behoeft geen waarschuwing te worden aangebracht, omdat naar het oordeel van de ondergetekende het voorlichten van de consumenten in andere landen allereerst tot de taak van de betrokken nationale