Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 1978

549

Besluit van 5 oktober 1978 met betrekking tot het verzoek van de raad van de rijksuniversiteit te Groningen om voor de centrale interfaculteit te mogen afwijken van het bepaalde in de artikelen 9, tweede lid, en 17 van de Wet universitaire bestuurshervorming 1970

Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze minister van onderwijs en wetenschappen, van 27 september 1978, nr. 330395, Stafdirectie Juridische Zaken Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek;

Gelezen de brieven van het college van bestuur van de rijksuniversiteit te Groningen van 21 juni 1977, nr. ABJZ 271.641, en van 21 oktober 1977, nr. ABJZ 288.358, met bijlagen, waaruit blijkt dat de raad van die universiteit, op voorstel van de raad van de centrale interfaculteit, heeft besloten om op grond van het bepaalde in artikel 55 van de Wet universitaire bestuurshervorming 1970 Ons te verzoeken machtiging te verlenen om met betrekking tot de bestuursorganisatie van die interfaculteit bij wijze van proefneming af te wijken van het bepaalde in de artikelen 9, tweede lid, en 17 van die wet;

Overwegende, dat ingevolge het bepaalde in artikel 55, eerste lid, van de Wet universitaire bestuurshervorming 1970, een machtiging voor een experiment, als vorenbedoeld, slechts kan worden verleend voor zover daardoor de strekking van de wet, te weten de democratisering, de doelmatigheid en het hoog houden en handhaven van het niveau van het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek, niet wordt aangetast;

Overwegende ten aanzien van het verzoek, voor zover betrekking hebbende op het bepaalde in artikel 9, tweede lid, van de Wet universitaire bestuurshervorming 1970:

dat in artikel 9, tweede lid, van die wet onder meer is bepaald, dat de faculteitsraad de voorzitter van het faculteitsbestuur, die de titel draagt van dekaan, voor ten minste driejaren kiest uit de gewone hoogleraren en lectoren;

dat blijkens de eerder genoemde brief van 21 oktober 1977 van het college van bestuur wordt verzocht om machtiging voor de centrale interfaculteit in dier voege te mogen afwijken van het bepaalde in die wet, dat de interfaculteitsraad de dekaan kiest uit het wetenschappelijk personeel in vaste dienst en zo mogelijk uit de gewone hoogleraren en lectoren;

dat bij inwilliging van het onderhavige verzoek op dit punt de strekking van vorengenoemde wet niet wordt aangetast;

dat artikel 55, derde lid, van de Wet universitaire bestuurshervorming 1970 onder meer bepaalt, dat Wij bij inwilliging van een verzoek om een