«Onze minister»: Onze minister, belast met de uitvoering van de Wet; «school»: een school als bedoeld in artikel 2, tenzij het tegendeel blijkt; «de hoofdinspecteur»: voor wat betreft: de scholen, bedoeld in artikel 2, eerste en derde lid: de hoofdinspecteur van het buitengewoon lager onderwijs; de scholen, bedoeld in artikel 2, tweede lid: de inspecteur van het lager onderwijs in algemene dienst, belast met het toezicht op deze scholen; «de inspecteur»: voor wat betreft: de scholen, bedoeld in artikel 2, eerste en derde lid: de inspecteur van het buitengewoon lager onderwijs, die het rechtstreeks toezicht op de school uitoefent; de scholen, bedoeld in artikel 2, tweede lid: de inspecteur van het lager onderwijs in algemene dienst, belast met het toezicht op deze scholen; «bevoegd gezag»: voor wat betreft: 1e. een school uitgaande van één gemeente: het gemeentebestuur; 2e. een school uitgaande van meer dan één gemeente: het krachtens de desbetreffende gemeenschappelijke regeling bevoegde orgaan; 3e. een bijzondere school: het bestuur van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 25; «rijksbijdrage»: de bijdrage van het rijk, bedoeld in artikel 173; «schipperskinderen»: kinderen, van wie de vader het schippersbedrijf uitoefent en aan boord woont; «woonwagenkinderen»: kinderen, die met hun ouders verblijven in een woonwagen, die standplaats kan hebben in een van overheidswege aangewezen woonwagencentrum; «kinderen van kermisexploitanten»; kinderen, wier ouders in het kermisbedrijf werkzaam zijn en gedurende die werkzaamheid een trekkend bestaan leiden. 2. Waar in dit besluit wordt gesproken van «onderwijzers», zijn daaronder onderwijzeressen begrepen, tenzij het tegendeel blijkt. 3. De bevoegdheden, in dit besluittoegekend aan de inspecteur, worden ten aanzien van die scholen, die aan het rechtstreeks toezicht van de hoofdinspecteur zijn onderworpen, door deze uitgeoefend.

Artikel 2

1. De bepalingen van de Wet, die het buitengewoon lager onderwijs betreffen, zijn van toepassing op de scholen: a. voor dove kinderen; b. voor slechthorende kinderen; c. voor ernstig spraakgebrekkige kinderen, die niet tevens behoren tot de onder a of b bedoelde kinderen; d. voor blinde kinderen; e. voor slechtziende kinderen; f. voor lichamelijk gebrekkige kinderen; g. voor kinderen, die zijn opgenomen in herstellingsoorden; h. voor ziekelijke kinderen; i. voor kinderen, die aan toevallen lijden; j. voor moeilijk lerende kinderen; k. voor zeer moeilijk lerende kinderen; l. verbonden aan gestichten en aangewezen inrichtingen, als bedoeld in artikel 7 van de wet van 27 april 1884 (Stb. 96), en bestemd voor zwakzinnige kinderen; m. voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen; n. verbonden aan inrichtingen, als bedoeld in artikel 5 van de Beginselenwet voor de kinderbescherming; o. verbonden aan pedologische instituten; p. voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden.