draagt, worden daaraan twee onderwijzers verbonden. Voor elk zevental leerlingen boven de elf wordt aan die afdeling een onderwijzer meer verbonden. 4. Aan de school voor voortgezet buitengewoon onderwijs wordt naast het hoofd één onderwijzer verbonden, indien het aantal leerlingen ten minste acht bedraagt. Voor elk zevental leerlingen boven de acht wordt aan die school een onderwijzer meer verbonden.

Paragraaf 5

Bijzondere bepalingen voor de scholen voor slechtziende kinderen

Artikel 62

1. De school voor elementair buitengewoon onderwijs kan behalve de kernafdeling de volgende bijzondere afdelingen omvatten: a. een afdeling voor zeer jeugdigen; b. een afdeling voor voortgezet buitengewoon onderwijs. 2. Onze minister kan onder door hem te stellen voorwaarden, de Onderwijsraad en de hoofdinspecteur gehoord, voor een aan de school te verbinden bijzondere afdeling voor slechtziende kinderen die ook lijden aan een ander, niet als gevolg van slechtziendheid te beschouwen gebrek, de rijksbijdrage verlenen. Artikel 36, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 63

1. Het leerplan van de kernafdeling van de school voor elementair buitengewoon onderwijs, omvat, afgezien, voor wat het bijzonder onderwijs betreft, van de vakken, die verband houden met de richting, de vakken, in artikel 2 der Wet vermeld onder a tot en met k en r. Aan het leerplan kan voorts het vak, genoemd in artikel 2 der Wet, onder w, worden toegevoegd. 2. Het leerplan van de afdeling voor voortgezet buitengewoon onderwijs en dat van de school voor voortgezet buitengewoon onderwijs omvat behalve de in het eerste lid genoemde vakken, ten minste twee der vakken, genoemd in artikel 2 der Wet onder I tot en met p. Daaraan kunnen één of meer van de andere vakken, vermeld in het tweede lid van voornoemd artikel, worden toegevoegd.

Artikel 64

De commissie, bedoeld in artikel 7, tweede lid, bestaat ten minste uit het hoofd van de school, tot welke toelating wordt verlangd, een medicus, die met het onderzoek van slechtziende kinderen vertrouwd is, alsmede een academisch gevormd psycholoog, die met het psychologisch onderzoek van kinderen vertrouwd is, dan wel een academisch gevormd en psychodiagnostisch geschoolde opvoedkundige.

Artikel 65

Geen kind wordt tot de afdeling voor voortgezet buitengewoon onderwijs toegelaten, dan na aan een onderzoek te zijn onderworpen door de in artikel 64 bedoelde commissie. Artikel 7, derde en achtste lid, is van toepassing.

Artikel 66

1. De rijksbijdrage wordt niet verleend voor scholen voor elementair buitengewoon onderwijs, waarvan de kernafdeling minder leerlingen telt dan twintig.