den bijzondere afdeling voor in het instituut opgenomen kinderen die in meer dan één opzicht gehandicapt zijn en tussen wier gebreken geen oorzakelijk verband bestaat, de rijksbijdrage verlenen. Artikel 36, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 127

1. Het leerplan van de kernafdeling van de school voor elementair buitengewoon onderwijs omvat, afgezien, voor wat het bijzonder onderwijs betreft, van de vakken, die verband houden met de richting, de vakken, in artikel 2 der Wet vermeld onder a tot en met k en r. Aan het leerplan kan voorts het vak, genoemd in artikel 2 der Wet, onder w, worden toegevoegd. 2. Het leerplan van de afdeling voor voortgezet buitengewoon onderwijs en dat van de school voor voortgezet buitengewoon onderwijs omvat behalve de in het eerste lid genoemde vakken, ten minste twee der vakken, genoemd in artikel 2 der Wet onder I tot en met p. Daaraan kunnen één of meer van de andere vakken, vermeld in het tweede lid van voornoemd artikel, worden toegevoegd.

Artikel 128

De commissie, bedoeld in artikel 7, tweede lid, bestaat ten minste uit het hoofd van de school, tot welke toelating wordt verlangd, een medicus, die met het psychiatrisch onderzoek van kinderen vertrouwd is, alsmede een academisch gevormd psycholoog, die met het psychologisch onderzoek van kinderen vertrouwd is, dan wel een academisch gevormd en psychodiagnostisch geschoold opvoedkundige.

Artikel 129

Geen kind wordt tot de afdeling voor voortgezet buitengewoon onderwijs toegelaten, dan na aan een onderzoek te zijn onderworpen door de commissie, bedoeld in artikel 128. Artikel 7, derde en achtste lid, is van toepassing.

Artikel 130

Jaarlijks in de maand januari zendt het bevoegd gezag aan Onze minister, de hoofdinspecteur en de inspecteur met betrekking tot het afgelopen jaar een beredeneerd verslag betreffende de op de school geplaatste leerlingen, waaruit ten minste blijkt van welke aard hun afwijking is, welk onderzoek op hen is toegepast en welke behandeling zij hebben ondergaan.

Artikel 131

1. De rijksbedrage wordt niet verleend voor scholen voor elementair buitengewoon onderwijs, waarvan de kernafdeling minder leerlingen telt dan zevenenveertig. 2. In de kosten van een afdeling voor zeer jeugdigen en van een afdeling voor voortgezet buitengewoon onderwijs wordt geen rijksbijdrage verleend, indien het aantal leerlingen van de afdeling minder bedraagt dan zeven. 3. De rijksbijdrage wordt niet verleend voor scholen voor voortgezet buitengewoon onderwijs, waarvan het aantal leerlingen minder beloopt dan tweeëndertig.

Artikel 132

1. Aan de kernafdeling van de school voor elementair buitengewoon onderwijs wordt naast het hoofd één onderwijzer verbonden, indien het aantal leerlingen ten minste dertien bedraagt. Voor elk twaalftal leerlingen boven de dertien wordt aan die afdeling een onderwijzer meer verbonden.