Artikel 144

De rijksbijdrage wordt niet verleend voor scholen waarvan het aantal leerlingen minder dan negenenveertig bedraagt.

Artikel 145

Aan de school wordt naast het hoofd één onderwijzer verbonden, indien het aantal leerlingen ten minste vijfentwintig bedraagt. Voor elk vierentwintigtal leerlingen boven de vijfentwintig wordt aan die school een onderwijzer meer verbonden.

Paragraaf 18

Bijzondere bepalingen voor de scholen van meervoudig gebrekkige kinderen

Artikel 1473

Onze minister kan onder door hem te stellen voorwaarden, de Onderwijsraad en de hoofdinspecteur gehoord, voor een school voor meervoudig gebrekkige kinderen op de voet van Titel IV, hoofdstuk I, de rijksbijdrage verlenen.

Artikel 148

De voorwaarden, bedoeld in artikel 147, omvatten ten minste voorschriften omtrent: a. het aantal leerlingen vereist voor de rijksbijdrage; b. de kinderen die tot de school mogen worden toegelaten; c. de samenstelling van de commissie, bedoeld in artikel 7, tweede lid; d. de te onderwijzen vakken; e. de leerlingenschaal.

Artikel 149

Bij zijn beschikking, bedoeld in artikel 147, kan Onze minister bepalen dat aan de school mede benoembaar zijn de bezitters van de in artikel 14, vijfde lid, genoemde akten van bekwaamheid of daarmede gelijkgestelde getuigschriften.

Paragraaf 19

Bijzondere bepalingen voor de scholen voor woonwagenkinderen

Artikel 153 4

De school kan behalve de kernafdeling een bijzondere afdeling voor zeer jeugdigen omvatten.

Artikel 154

Het leerplan van de kernafdeling omvat, afgezien, voor wat het bijzonder onderwijs betreft, van de vakken, die verband houden met de richting, ten minste de vakken in artikel 2 der Wet vermeld onder a tot en met k en r. Aan het leerplan kan voorts het vak, genoemd in artikel 2 der Wet, onder w worden toegevoegd.

3 Art. 146 is vervallen bij Koninklijk besluit van 22 december 1976 (Stb. 764). 4 De artikelen 150 tot en met 152 zijn vervallen bij Koninklijk besluit van 14 december 1972 (Stb. 745).