Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 1978

607

Besluit van 16 november 1978, met betrekking tot het verzoek van de raad van de gemeentelijke universiteit te Amsterdam om voor de subfaculteit der psychologie te mogen afwijken van het bepaalde in artikel 17, derde en vierde lid, van de Wet universitaire bestuurshervorming 1970

Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze minister van Onderwijs en Wetenschappen van 6 november 1978, nr. 330397, Stafdirectie Juridische Zaken Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek;

Gelezen de brief van het college van bestuur van de gemeentelijke universiteit te Amsterdam, gedateerd 4 april 1978, nr. 251322, met bijlagen, waaruit blijkt dat de raad van die universiteit op voorstel van de raad van de subfaculteit der psychologie, gedaan door tussenkomst van de raad van de faculteit der sociale wetenschappen, heeft besloten Ons te verzoeken op grond van het bepaalde in artikel 55 van de Wet universitaire bestuurshervorming 1970 machtiging te verlenen om met betrekking tot de bestuursorganisatie van die subfaculteit te mogen afwijken van het bepaalde in artikel 17, derde en vierde lid, van die wet;

Overwegende dat krachtens het bepaalde in artikel 55, eerste lid, van de Wet universitaire bestuursvorming 1970 een machtiging voor een experiment, als in dat artikel bedoeld, slechts kan worden verleend voor zover daardoor de strekking van die wet, te weten de democratisering, de doelmatigheid en het hooghouden en handhaven van het niveau van het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek, niet wordt aangetast;

Overwegende ten aanzien van het vorenbedoelde verzoek, voor zover betrekking hebbende op het bepaalde in artikel 17, derde lid, van de Wet universitaire bestuurshervorming 1970:

dat in dat artikellid is bepaald, dat het bestuur van de vakgroep in elk geval bestaat uit de hoogleraren, lectoren, houders van onderwijsopdrachten en de in vaste dienst benoemde wetenschappelijke medewerkers van de vakgroep, dat zij de meerderheid vormen van het bestuur en dat de faculteitsraad bepaalt hoeveel vertegenwoordigers het wetenschappelijk personeel in tijdelijke dienst, het niet-wetenschappelijk personeel en de studenten van de vakgroep kunnen aanwijzen om in het bestuur zitting te nemen;

dat blijkens de vorengenoemde brief van het college van bestuur wordt verzocht om machtiging voor de subfaculteit der psychologie van het be-' paalde in artikel 17, derde lid, van de Wet universitaire bestuurhervorming