met ten hoogste vijftig percent worden uitgebreid ten behoeve van de omlijsting van de reclameboodschappen.

2. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 49, eerste lid, sub a, stelt Onze minister ter zake van de uitzendingen van de Reclamestichting nadere regelen vast.»

U

Het vierde lid van artikel 33 vervalt.

Het derde lid van artikel 33 wordt gelezen:

«3. In afwijking van het tweede lid trekt Onze minister de toewijzing van zendtijd aan een omroeporganisatie die niet meer voldoet aan het vereiste in artikel 13, tweede lid, onder 8e, niet in dan nadat de betrokken organisatie gedurende een jaar, gerekend van de dag waarop dit feit is geconstateerd, in de gelegenheid is gesteld wederom aan dit vereiste te voldoen. Indien zij daarin slaagt, wordt de omroeporganisatie voor de toepassing van deze bepaling geacht bij voortduring hieraan te hebben voldaan.»

V

Het tweede lid van artikel 36 wordt gelezen:

«2. De gezamenlijke programma's zullen uitzendingen bevatten die zich bij uitstek voor een gezamenlijke voorbereiding, samenstelling en uitvoering lenen opdat, mede gelet op het bepaalde in artikel 35, het programma van de Stichting met de programma's van de andere instellingen die zendtijd hebben verkregen, een evenwichtig totaalbeeld oplevert; zij zullen voorts een uitingsmogelijkheid verschaffen aan die maatschappelijke, culturele of godsdienstige dan wel geestelijke stromingen in het volk welke niet door een gerechtigde tot het gebruik van zendtijd zijn vertegenwoordigd.»

W

Artikel 38 vervalt.

X

Het tweede lid van artikel 39 wordt gelezen: «2. De Stichting is onder meer belast met: a. de behartiging van aangelegenheden die van gemeenschappelijk belangzijn voor de instellingen die zendtijd hebben verkregen; b. het voorbereiden, samenstellen en uitvoeren van haar radio- en televisieprogramma's; c. de coördinatie van de programma's van de instellingen die zendtijd hebben verkregen; d. het iedere drie maanden openbaar maken van verslagen, waarin de door de omroeporganisaties en aspirant-omroeporganisaties uitgezonden programma-onderdelen worden opgesomd en ingedeeld overeenkomstig de in artikel 35, tweede lid, bedoelde omschrijving; e. het oprichten, instandhouden, beheren en regelen van het gebruik van radio- en televisiestudio's met dien verstande, dat radio-studio's slechts worden opgericht voor zover hierin niet door de omroeporganisaties wordt voorzien; f. het inrichten, instandhouden, beheren en het regelen van het gebruik van organen, diensten en hulpmiddelen die nodig zijn voor een goede verzorging van de programma's ten behoeve van de instellingen die zendtijd hebben verkregen; g. het in samenwerking met de Wereldomroep binnen de grenzen van de goedgekeurde begroting sluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten onder goedkeuring van Onze minister, in overeenstemming met Onze minister van Sociale Zaken;