Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 1978

694

Wet van 24 november 1978, houdende wijziging van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst

Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de bepalingen in de Wet gewetensbezwaren militaire dienst betreffende de omschrijving van ernstige gewetensbezwaren, alsmede de erkenning van bezwaren als ernstige gewetensbezwaren en de gevolgen daarvan wijziging behoeven teneinde deze aan de huidige ruimere opvattingen omtrent de erkenbaarheid en de erkenning van gewetensbezwaren tegen het vervullen van militaire dienst te doen beantwoorden, zomede dat de mogelijkheden tot het instellen van beroep tegen een afwijzende beslissing op een verzoek tot erkenning verruimd dienen te worden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet gewetensbezwaren militaire dienst 1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gelezen:

Artikel 2

Ernstige gewetensbezwaren in de zin van deze wet zijn de onoverkomelijke gewetensbezwaren tegen de persoonlijke vervulling van militaire dienst in verband met het gebruik van middelen van geweld waarbij men door dienstvervulling in de Nederlandse krijgsmacht kan worden betrokken.

B

Artikel 3 wordt als volgt gelezen:

Artikel 3

1. Hij, die in kennis is gesteld van zijn geschiktheid voor de militaire dienst, zomede de militair, kan Onze Minister van Defensie zo mogelijk met redenen omkleed schriftelijk verzoeken zijn bezwaren als ernstige gewetensbezwaren te erkennen.