J

In artikel 12 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het eerste lid wordt als volgt gelezen:

1. De duur van de gewone vervangende dienst is een derde langer dan die van het verplichte verblijf onder de wapenen voor eerste oefening van het merendeel der dienstplichtigen, doch bedraagt ten minste achttien maanden. 2. Het tweede lid vervalt onder gelijktijdige vernummering van het derde, vierde en vijfde lid tot respectievelijk tweede, derde en vierde lid.

K

Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

Onder aanduiding van de bestaande tekst als eerste lid wordt een tweede lid toegevoegd, luidende:

2. Indien de in het eerste lid bedoelde verplichting wordt opgelegd als gevolg van omstandigheden onafhankelijk van de wil van de tewerkgestelde komt het tijdvak gelegen tussen de gedeelten van de vervangende dienst in mindering op de duur van de gewone vervangende dienst.

L

In artikel 55, derde lid, vervallen de woorden «zoals deze eventueel is gewijzigd krachtens artikel 12, tweede lid,».

ARTIKEL II

1. Deze wet treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin zij is geplaatst, met uitzondering van artikel I, onderdeel D en onderdeel E voor zover dat betreft het eerste en het tweede lid van artikel 6 van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst, die in werking treden op een door Ons te bepalen tijdstip. 2. Op verzoeken tot erkenning van gewetensbezwaren waarop op de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin deze wet is geplaatst, nog niet door Onze Minister van Defensie is beslist, is het bepaalde in de overeenkomstig deze wet gewijzigde artikelen van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst, met uitzondering van de artikelen 5 en 6, eerste en tweede lid, van toepassing. Na het in werking treden van artikel I, onderdeel D en onderdeel E voor zover dat betreft het eerste en het tweede lid van artikel 6 van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst vindt artikel 5 van die wet toepassing ten aanzien van de verzoeken waarover op het tijdstip van inwerkingtreding nog geen advies is uitgebracht door de commissie, bedoeld in artikel 6 van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst. Een beroepschrift tegen een afwijzende beslissing, waarop op de dag waarop deze wet in werking treedt nog niet door Ons is beslist, wordt geacht op die dag te zijn ingediend. 3. De tekst van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst wordt door Onze Minister van Justitie in het Staatsblad geplaatst.