Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 1978

698

Besluit van 12 december 1978 met betrekking tot het verzoek van de raad van de technische rijkshogeschool te Delft om voor de tussenafdeling der industriële vormgeving te mogen afwijken van het bepaalde in artikel 6, eerste lid, van de Wet universitaire bestuurshervorming 1970

Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze minister van onderwijs en wetenschappen, van 5 december 1978, nr. 330756, Stafdirectie Juridische zaken Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek;

Gelezen de brieven van het college van bestuur van de technische rijkshogeschool te Delft van 30 mei 1978, JAZ/S 82443 en van 25 augustus 1978, JAZ 83631 met bijlagen, waaruit blijkt, dat de raad van die hogeschool, op voorstel van de raad van de tussenafdeling der industriële vormgeving, heeft besloten op grond van het bepaalde in artikel 55 van de Wet universitaire bestuurshervorming 1970 Ons te verzoeken machtiging te verlenen om met betrekking tot de bestuursorganisatie van die tussenafdeling bij wijze van proefneming te mogen afwijken van het bepaalde in artikel 6, eerste lid, van de genoemde wet, in dier voege, dat de zetels in de tussenafdelingsraad voor ten minste een derde zijn bestemd voor leden van het wetenschappelijk personeel, voor ten hoogste een derde voor studenten en voor ten hoogste een derde voor leden van het niet-wetenschappelijk personeel;

Overwegende dat bij Ons besluit van 27 oktober 1976, Stb. 620, de raad van de technische rijkshogeschool te Delft tot uiterlijk 1 september 1978 is gemachtigd in het bestuursreglement te bepalen, dat in afwijking van artikel 6, eerste lid, eerste volzin, van de Wet universitaire bestuurshervorming 1970 de zetels in de raad van de tussenafdeling der industriële vormgeving voor ten minste een derde zijn bestemd voor leden van het wetenschappelijk personeel, voor ten hoogste een derde voor studenten en voor ten hoogste een derde voor leden van het niet-wetenschappelijk personeel;

dat in april 1978 een opiniepeiling onder de leden van de tussenafdelingsgemeenschap is gehouden over het functioneren van het experiment;

dat blijkens door de Academische Raad ingewonnen informatie de totaalaantallen leden van de verschillende geledingen van de tussenafdeling over het studiejaar 1977/1978 de volgende zijn: wetenschappelijk personeel: 33, niet-wetenschappelijk personeel: 26 en studenten: 320;

dat de opkomstpercentages bij de opiniepeiling waren: wetenschappelijk personeel: 75, niet-wetenschappelijk personeel: 83 en studenten: 42;

dat op de vraag, of het experiment moet worden voortgezet door de leden van de verschillende geledingen, die aan de opiniepeiling hebben deelgenomen, is geantwoord: wetenschappelijk personeel: 58,33% positief en