schikt is, ontvangt zolang die arbeidsongeschiktheid duurt, doch uiterlijk tot de eerste dag van de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt, een uitkering overeenkomstig de normen van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (Stb. 1966, 84).

Deze uitkering wordt niet toegekend indien hij:

a. ter zake van zijn ontslag aanspraak heeft op een invaliditeitspensioen krachtens de pensioenwet; b. ter zake van zijn ontslag aanspraak heeft op een uitkering krachtens titel III van de Wet op de noodwachten (Stb. 1971,61); c. weigert een verzoek te doen tot het instellen van een geneeskundig onderzoek volgens de bepalingen van de pensioenwet; d. na het tijdstip dan wel de periode bedoeld in de vorige volzin, in verband met de aanvaarding van een betrekking van tenminste gelijke omvang als de beëindigde, aanspraak kan maken op loon of bezoldiging of op een uitkering krachtens de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering. Indien ingevolge het bepaalde in de eerste volzin een uitkering is toegekend en eerst op een dag na die van de toekenning blijkt dat zich een omstandigheid als bedoeld onder a t/m d voordoet, wordt de toegekende uitkering terstond beëindigd zo nodig met inachtneming van het bepaalde in het achtste lid. Het bepaalde in dit lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de gewezen belanghebbende die op het in de eerste volzin bedoelde tijdstip niet arbeidsongeschikt is, doch dit binnen een maand daarna wel is. 5. De gewezen belanghebbende, wier bevalling waarschijnlijk is binnen 4 maanden na het tijdstip waarop zij is ontslagen of waarop haar tijdelijke benoeming is afgelopen, ontvangt haar laatstelijk genoten bezoldiging gedurende een periode aanvangende op de 41ste dag voorafgaande aan de vermoedelijke datum van de bevalling en eindigend op de 42ste dag na de datum waarop de bevalling plaatsvond. Indien de bevalling niet wordt verwacht binnen 4 maanden na het tijdstip waarop zij is ontslagen of waarop haar tijdelijke benoeming is afgelopen, maar niettemin binnen die termijn plaatsvindt, ontvangt de gewezen belanghebbende haar laatstelijk genoten bezoldiging uitsluitend gedurende 42 dagen na de datum van bevalling. Een en ander geldt onverminderd het bepaalde in artikel E8, vierde lid. Indien en zolang zij na beëindiging van de haar ingevolge de eerste of tweede volzin toekomende uitkeringen nog wegens ziekte arbeidsongeschikt is, dan wel binnen een maand na deze beëindiging arbeidsongeschikt wordt, is het bepaalde in het tweede, derde en vierde lid van overeenkomstige toepassing. De in het tweede lid bedoelde termijn van een jaar wordt in dat geval geacht aan te vangen op de dag volgende op die der bevalling. 6. Arbeidsongeschikt, geheel of gedeeltelijk, in de zin van het vierde en vijfde lid, is hij die ten gevolge van ziekte of gebreken geheel of gedeeltelijk buiten staat is met arbeid, die voor zijn krachten en bekwaamheid is berekend en die met het oog op zijn opleiding en vroeger beroep hem in billijkheid kan worden opgedragen, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst verricht heeft of op een naburige soortgelijke plaats te verdienen hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde personen, van dezelfde soort en van soortgelijke opleiding, op zodanige plaats met arbeid gewoonlijk verdienen. 7. Het bedrag van de laatstelijk genoten bezoldiging, bedoeld in dit artikel, wordt verminderd dan wel - voor zover het reeds is uitbetaald - verrekend met: a. een uitkering krachtens artikel E21, eerste en tweede lid; b. een uit hoofde van de laatstelijk beklede betrekking aan de gewezen belanghebbende toegekend of toe te kennen pensioen krachtens de pensioenwet (daaronder begrepen een aanvulling ingevolge artikel F9, derde lid van die wet); c. een uitkering krachtens titel III van de Wet op de noodwachten; d. inkomsten welke de gewezen belanghebbende inmiddels mocht zijn gaan genieten uit of in verband met arbeid of bedrijf;