3. Ingeval van overlijden als gewezen belanghebbende bedoeld in artikel F1 onder a sub 3, wordt de uitkering bij overlijden verminderd met het bedrag van de uitkering waarop de nabestaanden van de gewezen belanghebbende ter zake van diens overlijden aanspraak kunnen maken krachtens artikel Q6 van de pensioenwet dan wel krachtens enige wettelijke voorgeschreven verzekering tegen ziekte of arbeidsongeschiktheid.

Artikel F6 Vermindering wegens reeds genoten inkomsten

Op de ingevolge de voorgaande artikelen berekende uitkering bij overlijden wordt reeds voor zijn overlijden aan de belanghebbende uitbetaalde bezoldiging over een na zijn overlijden gelegen tijdvak, in mindering gebracht.

Artikel F7 Geen nabestaanden

Indien de overledene geen nabestaanden als bedoeld in artikel F2 nalaat, kan het bedrag bedoeld in artikel F3, in het geval bedoeld in artikel F1, onder a, sub 1 en 3 door het bestuur in het geval bedoeld in artikel F1, onder a, sub 2 door Onze minister geheel of gedeeltelijk worden uitgekeerd voor de betaling van de kosten van de laatste ziekte en van de lijkbezorging, indien en voor zover de nalatenschap voor de betaling van die kosten ontoereikend is.

Artikel F8 Slotbepaling

In gevallen waarin dit hoofdstuk niet of niet naar billijkheid voorziet beslist Onze minister.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin het wordt geplaatst en werkt terug voor wat betreft het bepaalde onder:

A. artikel I: a. onderdeel B tot 23 september 1971 B. artikel II: b. de onderdelen BI en B6 tot 1 januari 1969 c. onderdeel B2 tot 1 januari 1970 d. onderdeel B3 alsmede onderdeel C voor zover het artikel C2, derde lid betreft tot 1 juli 1971 e. onderdeel B4 tot 1 januari 1972 f. onderdeel B5 tot 1 januari 1973 g. onderdeel C, voor zover het de in artikel C2, tweede lid, opgenomen tabel betreft tot 1 januari 1975 h. onderdeel Z. tot 1 januari 1971 i. onderdeel AA tot 23 september 1971.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

Soestdijk, 28 november 1978

Juliana

De Minister van Onderwijs en Wetenschappen A. Pais

De Minister van Landbouw en Visserij Van der Stee

Uitgegeven de elfde januari 1979

De Minister van Justitie, J. de Ruiter

1 Laatstelijk gewijzigd bij Koninklijk besluit van 12 augustus 1978, Stb. 448.