b. een nieuwe regeling omtrent verloffaciliteiten ten behoeve van overleg- en advieswerkzaamheden op rechtspositioneel en onderwijskundig terrein, alsmede enige andere wijzigingen van inhoudelijke aard en c. wijzigingen die slechts een technisch-redactionele verbetering brengen in de bestaande tekst.

Gelet op de vele wijzigingen is hoofdstuk C in zijn geheel opgenomen in artikel II, onderdeel C van het besluit.

a. Wijzigingen verband houdend met aanpassing aan het Algemeen Rijksambtenarenreglement

De onderdelen B1 tot en met B6 alsmede - voor zover het betreft artikel C2, tweede en derde lid - onderdeel C in artikel II van het besluit vormen voor het personeel bij het leerlingwezen de formalisering van een aantal in het Algemeen Rijksambtenarenreglement aangebrachte wijzigingen, waarbij de duur van het vakantieverlof is verlengd. Het betreft hier een verlenging zowel van het aantal vakantiedagen waarop afhankelijk van de genoten wedde aanspraak bestaat (artikel C2, tweede lid) als van het aantal dagen dat afhankelijk van de leeftijd van belanghebbende aan die vakantiedagen kan worden toegevoegd (artikel C2, derde lid). Van de gelegenheid is tevens gebruik gemaakt om in artikel C2, tweede, derde en vierde lid, de woorden «minimumduur», resp. «minimum vakantieverlof» te wijzigen in: duur resp. vakantieverlof. Deze wijziging komt gewenst voor, aangezien de thans geldende omschrijving aanleiding kan geven tot misverstand en ook overigens als minder juist moet worden beschouwd. De in artikel C4 omschreven duur van het vakantieverlof moet namelijk in eerste instantie worden aangemerkt als de totale duur en niet als een «minimumduur» van het aantal dagen waarop aanspraak op vakantieverlof bestaat.

b. Wijziging omtrent verloffaciliteiten ten behoeve van overleg- en advieswerkzaamheden op rechtspositioneel en onderwijskundig terrein en andere oorspronkelijke wijzigingen van inhoudelijke aard

Artikel C12 in artikel II, onderdeel C van het besluit beoogt een kaderte geven voor alle verloffaciliteiten ter zake.

Ten eerste regelt het eerste lid van dit artikel de aanspraken op verlof ten behoeve van overleg- en advieswerkzaamheden op rechtspositioneel terrein.

In verband hiermede komen de huidige artikelen C5, eerste lid onder e (verlof voor het bijwonen van vergaderingen van commissies van georganiseerd overleg), C5, eerste lid onder f (verlof voor het bijwonen van vergaderingen van het hoofdbestuur van een vakvereniging of van een door Onze minister aangewezen organisatie dan wel voor het bijwonen van vergaderingen van een statutair orgaan daarvan) en C9 (verlof voor bezoldigd bestuurder) te vervallen. Voorts is artikel C12, eerste lid, zo opgesteld dat het tevens de formele basis biedt voor de regeling betreffende de z.g. vakbondsfaciliteiten, zoals die reeds nu is neergelegd in de ministeriële circulaires RO 251 van 25 mei 1973 en RO 76-16van9juni 1976.

Het tweede lid van artikel C12 regelt vervolgens de aanspraken op verlof ten behoeve van overleg- en advieswerkzaamheden op onderwijskundig terrein. Deze bepaling is geheel nieuw. Zij geeft de grondslag voor het verlenen van verlof indien werkzaamheden in of ten behoeve van de Centrale Overlegraad Onderwijs, hetzij één van de Sectorraden daarvan of werkzaamheden ten behoeve van nader aangewezen adviescommissies worden verricht. Gezien de huidige ontwikkelingen in de onderwijssector bestaat behoefte aan een bepaling als deze.

In het derde tot en met vijfde lid van artikel C12 ten slotte worden nadere regels gegeven inzake de verschillende mogelijkheden tot verlofverlening, die in het eerste en het tweede lid van het artikel zijn genoemd. Daarbij is o.m. bepaald dat omtrent de wijze waarop het onderhavige verlof wordt