f 30.458,-, f 16.661,-, f 21.268,-, f 335-, f 129.814-, f 92.725,-, f 37.090,- en f 18.545,-. 2. de uitkeringen, bedoeld in artikel 84, eerste lid, van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, worden met ingang van 1 juli 1978 nader verhoogd met 2 %.

TWEEDE AFDELING

Artikel 11

1. Aan de gepensioneerden, aan wie een pensioen is toegekend, als bedoeld in de artikelen 1,3 en 5, wordt een uitkering-ineens verleend over de periode van 1 januari 1978, dan wel de latere ingangsdatum van het pensioen, tot 1 juli 1978, tenzij het recht op pensioen vóór of op laatstgenoemde datum is geëindigd. 2. De uitkering-ineens bedraagt, behoudens het bepaalde in de volgende volzin, ' 1 2 deel van het verschil tussen het pensioen (op jaarbasis) na en dat pensioen vóór de verhoging ingevolge de Eerste afdeling van dit besluit. Indien niet gedurende de gehele periode van 1 januari 1978 tot 1 juli 1978 recht op pensioen heeft bestaan, wordt de volgens de vorige volzin berekende uitkering-ineens beperkt door vermenigvuldiging met de breuk: Aantal dagen waarover in de periode 1-1-1978 tot 1-7-1978 recht op pensioen heeft bestaan 180 waarbij het aantal dagen per maand wordt gesteld op 30. 3. in afwijking van het tweede lid wordt, voor de vaststelling van de uitkering-ineens aan de nagelaten betrekkingen van een overleden gepensioneerde, die in de periode van 1 januari tot 1 juli 1978 recht op weduwen- of wezenpensioen hebben verkregen, uitgegaan van het aantal dagen, waarover die nagelaten betrekkingen in die periode recht hebben op pensioen, vermeerderd met het daarvóór liggende aantal dagen in die periode, waarover de overleden gepensioneerde recht had op pensioen. 4. Aan de nagelaten betrekkingen van de vóór 1 juli 1978 overleden gepensioneerde, als bedoeld in het eerste lid, die geen recht hebben op weduwen- of wezenpensioen, alsmede aan de gewezen pensioengerechtigde wiens pensioen vóór genoemde datum is geëindigd, wordt, indien daartoe vóór 1 januari 1981 een verzoek wordt ingediend, een uitkering-ineens verleend over de periode, gedurende welke de overledene, onderscheidenlijk de gewezen pensioengerechtigde in 1978 recht had op pensioen. 5. De artikelen N 10 en U 53 van de Algemene burgerlijke pensioenwet en de daarmede overeenkomende bepalingen in de overige in dit besluit bedoelde pensioenwetten zijn ten aanzien van het bedrag van de in dit artikel bedoelde uitkering-ineens van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12

1. Aan de gepensioneerden, aan wie een pensioen is toegekend, als bedoeld in artikel 8, wordt een uitkering-ineens verleend over de periode van 1 januari 1978, dan wel de latere ingangsdatum van het pensioen, tot 1 juli 1978, tenzij het recht op pensioen vóór of op laatstgenoemde datum is geëindigd. 2. De uitkering-ineens bedraagt voor elke volle maand van genoemde periode het verschil tussen de pensioenuitkering na en de pensioenuitkering vóór de verhoging ingevolge de Eerste afdeling van dit besluit en voor een gedeelte van een maand een evenredig deel van dat verschil.