2. Aan de heffingen ter bestrijding van de in het eerste lid, onder a, bedoelde kosten kunnen worden onderworpen de houders van op grond van hoofdstuk IV van deze wet verleende vergunningen alsmede de houders van vergunningen krachtens de Hinderwet of van vergunningen als bedoeld in artikel 9, derde lid, van de Mijnwet 1903. 3. Aan de heffingen ter bestrijding van de in het eerste lid, onder b, bedoelde kosten kunnen worden onderworpen: a. de houders van op grond van hoofdstuk IV van deze wet verleende vergunningen alsmede de houders van vergunningen krachtens de Hinderwet of van vergunningen als bedoeld in artikel 9, derde lid, van de Mijnwet 1903; b. degenen die motorvoertuigen of bromfietsen gebruiken, vervaardigen, invoeren, in voorraad hebben, te koop aanbieden, afleveren of vervoeren. 4. Aan de heffingen ter bestrijding van de in het eerste lid, onder c, bedoelde kosten kunnen worden onderworpen: a. degenen die een toestel, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie, gebruiken, vervaardigen, invoeren, in voorraad hebben, te koop aanbieden, afleveren of vervoeren; b. de houders van op grond van hoofdstuk IV van deze wet verleende vergunningen alsmede de houders van vergunningen krachtens de Hinderwet of van vergunningen als bedoeld in artikel 9, derde lid, van de Mijnwet 1903. 5. De voordracht voor een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid wordt Ons gedaan door Onze Minister in overeenstemming met Onze bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen Ministers.

Artikel 133

Bij de vaststelling van de heffingen, bedoeld in artikel 132, wordt zoveel mogelijk als grondslag gebezigd het geluidsvermogen van de categorie van toestellen of van de inrichting, ten aanzien waarvan de heffing is ingesteld, of de tijdsduur van de geluidproduktie, dan wel beide, en zo nodig de hoedanigheid van het naar buiten uitgestraalde geluid.

Artikel 134

1. De onderscheidene heffingen, bedoeld in artikel 132, eerste lid, worden telkenmale vastgesteld voor en zijn verschuldigd over een in de maatregel waarbij de vaststelling geschiedt, te bepalen tijdvak. Voor de in dat lid, onder c, bedoelde heffing wordt dat tijdvak op één jaar gesteld. 2. De hoogte van de onderscheidene heffingen wordt afgestemd op de te verwachten omvang van de in het betrokken tijdvak vallende kosten ter bestrijding waarvan de heffing dient. Ter zake van de hoogte van de in artikel 132, eerste lid, onder b, bedoelde heffing wordt een onderscheid gemaakt tussen de personen, bedoeld in het derde lid van dat artikel, onder a, en die, in dat lid, onder b, bedoeld, zulks naargelang de te verwachten kosten ter bestrijding waarvan deze heffing dient, betrekking hebben op maatregelen ter beperking van de geluidhinder, veroorzaakt door inrichtingen, onderscheidenlijk op maatregelen ter beperking van geluidhinder, veroorzaakt door motorrijtuigen en bromfietsen. 3. De hoogte van de heffingen, bedoeld in artikel 132, eerste lid, onder c, dient, met inachtneming van de grondslag, aangegeven in artikel 133, zodanig te worden vastgesteld dat elk jaar door de opbrengst van de heffingen worden gedekt de in dat jaar gemaakte kosten ter bestrijding waarvan de heffingen zijn bestemd.

Artikel 135

1. Uit de opbrengst van de in artikel 132 bedoelde heffingen worden onder meer betaald: a. de kosten welke op grond van de artikelen 125 of 126 ten laste van het Rijk komen; b. de kosten van de op grond van artikel 128 toegekende vergoedingen; c. de kosten van de op grond van artikel 124 toegekende schadevergoedingen, voor zover de toekenning is geschied met instemming van Onze Mi-