dig ambtshalve te verlengen met de tijd, gedurende welke de ambtenaar niet in werkelijke dienst heeft doorgebracht;

b. voor een tijd van ten hoogste drie maanden, indien het antecedentenonderzoek, bedoeld in artikel 7, nog niet is beëindigd; c. van personen, die niet voldoen aan de voor een aanstelling in vaste dienst gestelde eisen; d. ter vervanging van een wegens ziekte of uit anderen hoofde afwezige ambtenaar; e. van personen, die belast zullen worden met werk van kennelijk tijdelijk karakter; f. van personen, die in dienst worden genomen als leerling ter opleiding tot enig beroep dan wel in verband met hun verdere wetenschappelijke of praktische opleiding of vorming; g. indien een wijziging in de taak van het betrokken dienstvak is voorgenomen; h. van personen met gedeeltelijke dag-, week- of jaartaken; i. van onbezoldigde ambtenaren; j. in de gevallen, waarin dit bij of krachtens algemene maatregel van bestuur is bepaald. 3. Zodra de omstandigheid, welke leidde tot een aanstelling in tijdelijke dienst, zich niet meer voordoet, wordt een aanstelling in vaste dienst verleend, tenzij daartegen uit anderen hoofde bezwaren bestaan. 4. In de gevallen, genoemd onder e en g van het tweede lid, wordt in ieder geval aangenomen, dat de omstandigheid, welke leidde tot een aanstelling in tijdelijke dienst, zich niet meer voordoet, wanneer de ambtenaar sinds vijf jaar zonder onderbreking van langer dan één maand in overheidsdienst, waarvan laatstelijk gedurende ten minste één jaar in zijn huidige betrekking, werkzaam is geweest, tenzij vaststaat, dat zijn werkzaamheden in het door hem vervulde ambt binnen het jaar zullen worden beëindigd.

§2. Voorwaarden voor aanstelling

Artikel 7

1. Behoudens in door het tot aanstelling bevoegd gezag te bepalen gevallen, wordt een aanstelling voor de tijd van langer dan drie maanden slechts verleend, indien op grond van de uitslag van een ten aanzien van de belanghebbende ingesteld antecedentenonderzoek tegen diens vervulling van het desbetreffende ambt geen bezwaar bestaat, een en ander ter beoordeling van het tot aanstelling bevoegd gezag. 2. Bij wijziging van een privaatrechtelijk in een publiekrechtelijk en van een tijdelijk in een vast dienstverband dan wel bij aanstelling in een ander ambt vindt in de regel geen antecedentenonderzoek plaats, indien ten aanzien van de belanghebbende reeds eerder een dergelijk onderzoek is ingesteld. 3. Onverminderd de regeling van de justitiële documentatie stelt onze Minister van Binnenlandse Zaken omtrent het antecedentenonderzoek nadere voorschriften vast.

Artikel 8

1. Behoudens in door het tot aanstelling bevoegd gezag te bepalen gevallen van aanstelling voor de tijd van niet langer dan drie maanden, wordt een aanstelling slechts verleend nadat de belanghebbende op grond van de uitslag van een geneeskundige keuring geschikt is verklaard voor de aan het desbetreffende ambt verbonden werkzaamheden. 2. Een aanstelling in tijdelijke dienst kan ook worden verleend, nadat de belanghebbende voorwaardelijk geschikt is verklaard. 3. Indien de belanghebbende niet geschikt is verklaard, kan hem niettemin een aanstelling worden verleend, wanneer het dienstbelang zulks bepaaldelijk vordert of in andere bijzondere gevallen.