Opzeggingstermijn

c. zij, die de leeftijd van 35 jaren nog niet hebben overschreden, te beginnen met hen, die laatselijk het geringste aantal jaren zonder onderbreking in burgerlijke overheidsdienst hebben doorgebracht; d. zij, die laatstelijk het geringste aantal jaren zonder onderbreking in burgerlijke overheidsdienst hebben doorgebracht. 4. Indien het dienstbelang zulks vordert, kan bij de verlening van ontslag van de rangorde, bedoeld in het vorige lid, worden afgeweken. Omvat de afvloeiing in dat geval meer dan 1 % van het aantal ambtenaren in vaste dienst bij het betrokken dienstvak of onderdeel daarvan - met een minimum van 5 - dan geschiedt zij naar een bepaald vooraf vastgesteld en aan de betrokkenen bekend gemaakt plan. 5. Bij een ontslagverlening op grond van het eerste lid van dit artikel wordt een opzeggingstermijn van drie maanden in acht genomen. 6. Binnen een periode van uiterlijk één jaar nadat de ambtenaar de hem ingevolge dit artikel opgedragen werkzaamheden is gaan vervullen, kan hem alsnog het eervol ontslag bedoeld in het eerste lid worden verleend, indien die werkzaamheden blijken niet passend voor hem te zijn. Het bepaalde in het vijfde lid is daarbij niet van toepassing.

Artikel 127

Ontslag ambtenaren, die lid van gedeputeerde staten of wethouder, enz. zijn geweest

1. Aan de ambtenaar, die met machtiging van het tot aanstelling bevoegd gezag de functie van lid van gedeputeerde staten van een provincie, van wethouder van een gemeente of van lid, niet tevens voorzitter, van het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Rijnmond heeft aanvaard en deswege van de waarneming van zijn ambt tijdelijk is ontheven, wordt, indien hij ophoudt zodanige functie te bekleden en hij naar het oordeel van het tot aanstelling bevoegd gezag niet in actieve dienst kan worden hersteld, eervol ontslag verleend. 2. Tenzij artikel 68, eerste lid, van toepassing is, wordt eervol ontslag eveneens verleend aan de ambtenaar, die na afloop van het verlof, verleend met toepassing van artikel 65 dan wel van artikel 67, eerste lid, naar het oordeel van het tot aanstelling bevoegd gezag niet in actieve dienst kan worden hersteld.

Artikel 128

Ontslag wegens revolutionaire gezindheid

1. Aan de ambtenaar kan eervol ontslag worden verleend, indien uitzijn gedragingen van een zodanige gezindheid blijkt, dat geen voldoende waarborg aanwezig is, dat hij zijn plicht als ambtenaar onder alle omstandigheden getrouwelijk zal volbrengen. 2. Het ontslag als bedoeld in het eerste lid, wordt verleend door het tot aanstelling bevoegd gezag. Dit is gehouden tevoren het advies in te winnen van een commissie, bestaande uit vijf leden, die ieder door een plaatsvervangend lid kunnen worden vervangen. Van de leden wordt een lid als voorzitter en een als plaatsvervangend voorzitter aangewezen. 3. De leden en plaatsvervangende leden van de in het vorige lid bedoelde commissie worden door Ons benoemd, op voordracht van Onze Ministerpresident. 4. Wij stellen regelen vast voor de werkwijze van deze commissie.

Artikel 129

Gronden van ontslag

1. Anders dan op eigen verzoek, bij wijze van straf of ingevolge het bepaalde bij artikel 7 van de wet van 17 juli 1923 (Stb. 364) en bij de artikelen 125,126,127 en 128 van dit besluit, kan de ambtenaar worden ontslagen op grond van: a. het verlies van een vereiste voor de benoembaarheid, door het tot aanstelling bevoegd gezag gesteld bij een regeling aan de benoeming voorafgegaan, tenzij het vereiste alleen voor de aanvang van het ambt geldt;