5. Op de uitkering, bedoeld in het tweede lid wordt reeds vóór zijn overlijden aan de ambtenaar uitbetaalde bezoldiging over een na zijn overlijden gelegen tijdvak, in mindering gebracht.

Artikel 135

Gebruik ambts- of dienstwoning door achterblijvende gezinsleden

1. Gedurende de maand van het overlijden en de volgende drie maanden behouden de achterblijvende gezinsleden het gebruik der ambts- of dienstwoning, waarin zij met de ambtenaar woonden. Daarvan kan echter worden afgeweken als het tot aanstelling bevoegd gezag dat in het belang van de dienst noodzakelijk acht. Alsdan wordt door bedoeld gezag naar billijkheid een schadevergoeding gegeven. 2. Bij vrijwillig verlaten van de ambts- of dienstwoning binnen de termijn gedurende welke de woning nog mag worden gebruikt, kan het tot aanstelling bevoegd gezag te zijner beoordeling een vergoeding geven.

Artikel 136

Indien door de ambtenaar voor het gebruik der ambts- of dienstwoning een vergoeding verschuldigd was, voldoen de achtergebleven gezinsleden deze over de tijd, gedurende welke zij het gebruik dier woning behouden.

Artikel 137

Vermissing van de ambtenaar

1. Bij vermissing van de ambtenaar vinden, behoudens het bepaalde in het tweede lid, de bepalingen van de artikelen 134 tot en met 136 overeenkomstige toepassing. De ambtenaar wordt daarbij geacht te zijn overleden op een door hettot aanstelling bevoegd gezag te bepalen dag. 2. Het bepaalde in het tweede lid van artikel 134 vindt geen toepassing indien gegronde vermoedens bestaan, dat de vermissing het gevolg is van ongeoorloofde afwezigheid. 3. Indien blijkt, dat de als vermist beschouwde ambtenaar in leven is, kan ter beoordeling van hettot aanstelling bevoegd gezag de bezoldiging alsnog worden uitbetaald, tenzij gegronde vermoedens bestaan, dat de vermissing het gevolg was van ongeoorloofde afwezigheid. 4. Indien uit hoofde van de vermissing van de ambtenaar pensioen of enige andere uitkering, voortvloeiende uit zijn ambtelijke rechtspositieregeling, is toegekend over het tijdvak, waarover naar het oordeel van het tot aanstelling bevoegd gezag aanspraak bestaat op bezoldiging, wordt die bezoldiging verminderd met de over dat tijdvak aldus uitbetaalde bedragen. 5. De bezoldiging, waarop de ambtenaar ingevolge het derde en het vierde lid aanspraak heeft, kan aan anderen dan de ambtenaar worden uitbetaald.

Hoofdstuk X. Georganiseerd overleg

Artikel 138

Over aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van de ambtenaren met inbegrip van de algemene regels volgens welke het personeelsbeleid zal worden gevoerd, wordt niet beslist dan nadat daarover door of namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken overleg is gepleegd met de Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg in Ambtenarenzaken.

Artikel 139

Er is een bijzondere commissie voor georganiseerd overleg. Over aangelegenheden van algemeen belang voor de bijzondere rechtstoestand van de ambtenaren met inbegrip van de bijzondere regels volgens welke het perso-