Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 1979

135

Besluit van 10 maart 1979, houdende een verhoging van de uitkeringen ingevolge de Algemene Ouderdomswet en de Algemene Weduwen- en Wezenwet per 1 januari 1979

Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken van 12 februari 1979, Directoraat-Generaal voor Sociale Voorzieningen, Directie Soc. Verz., Afd. V.V., nr. 50.750;

Gelet op artikel 9, tiende lid, van de Algemene Ouderdomswet, artikel 21, tiende lid, van de Algemene Weduwen- en Wezenwet en de artikelen 1 en 2 van de wet van 28 december 1978 (Stb. 680);

De Raad van State gehoord (advies van 21 februari 1979, nr. 14);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken van 5 maart 1979, Directoraat-Generaal voor Sociale Voorzieningen, Directie Soc. Verz., Afd. V.V.,nr. 51.191;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Het in artikel 8 van de Algemene Ouderdomswet onderscheidenlijk in het eerste en in het tweede lid genoemde bedrag wordt verhoogd tot onderscheidenlijk 11 034 gulden en 16 140 gulden.

Artikel 2

1. Het in artikel 19 van de Algemene Weduwen- en Wezenwet onderscheidenlijk in het eerste en in het tweede lid genoemde bedrag wordt verhoogd tot onderscheidenlijk 11 034 gulden en 16 140 gulden. 2. Het in artikel 20 van de Algemene Weduwen- en Wezenwet onderscheidenlijk onder a, b en c genoemde bedrag wordt verhoogd tot onderscheidenlijk 3 570 gulden, 5 250 gulden en 6 840 gulden.

Artikel 3

Dit besluittreedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het besluit wordt geplaatst, en werkt terug tot 1 januari 1979.