6. De inhoud van het beleid ten aanzien van sociaal-culturele activiteiten

Sociaal-culturele activiteiten maken deel uit van een breder sociaal-cultureel en educatief beleid. Zij nemen daarbinnen een geheel eigen positie in, die voor een belangrijk deel kan worden aangeduid als «voor eenieder toegankelijke activiteit» en als «activerings- en mobiliserings-activiteit». Zonder al te hoge verwachtingen te hebben, zowel van de kant van de deelnemers, als van de kant van het aanbod, raken mensen betrokken bij sociaal-culturele activiteiten. Daarnaast kan het gaan om specialistische (vormings)activiteiten, zoals die op het terrein van de kunstzinnige vorming en amateuristische kunstbeoefening.

Vorming, ontplooiing en bewustwording - om drie trefwoorden uit de doelstelling van sociaal-cultureel en educatief beleid te noemen - krijgen in de sociaal-culturele activiteiten eerst nadere inhoud indien wordt aangegeven in welke situatie, binnen welk verband of voor welke groep activiteiten worden ontplooid.

Met name bij het betrekken van groepen die in situaties van maatschappelijke achterstand verkeren - bijvoorbeeld bij het deelnemen aan verdere opleidingen in het kader van volwasseneneducatie - oefenen sociaal-culturele activiteiten een onontbeerlijke activeringsfunctie uit.

Juist de verwevenheid van sociaal-culturele activiteiten met de woon-, leef- en werksituatie van mensen brengt met zich mee, dat het accent ligt op het «samen iets leren» of «samen iets doen». Kijkt men naar de motivatie van de deelnemers aan activiteiten, dan is er een onderscheid te maken tussen degenen, die primair aan activiteiten deelnemen om er iets bij te leren, degenen die het deelnemen aan een bepaalde groep voorop stellen en van daaruit activiteiten ontwikkelen, en degenen, die primair bijeenkomen om vernieuwing of verandering te brengen in de eigen woon-, leef- en werksituatie, of om gezamenlijk tot een bepaalde (kunst)prestatie te komen.

Deze accenten zijn van belang voor beleid dat beoogt mensen medeverantwoordelijkheid te laten gaan dragen voor eikaars welzijn, dat eigen kaders zo goed mogelijk zijn betrokken bij de uitvoering van de welzijnsactiviteiten en dat levens- en wereldbeschouwelijke inspiratie optimaal kan doorwerken in de opzet en uitvoering van sociaal-culturele activiteiten.

• Rekening houdend met de hiervoren genoemde accenten zouden sociaal-culturele activiteiten globaal in een drietal categorieën kunnen worden ingedeeld:

a. activiteiten, waarbij het accent ligt op het leerproces en waaraan individuen deelnemen met het oog op vergroting van kennis en vaardigheid en verdieping van inzicht in maatschappelijke vraagstukken; b. activiteiten, waarbij het accent ligt op het vormgevingsproces en waaraan groepen (en individuen) deelnemen met het oog op vernieuwing en verandering van hun eigen woon-, leef- en werksituatie, respectievelijk hun maatschappelijke of culturele positie; c. activiteiten, waarbij het accent ligt op het groepsproces en waaraan individuen of groepen deelnemen met het oog op de eigen ontplooiing.

Met alle overgangen en combinaties tussen deze drie categorieën van activiteiten is het toch van belang dit onderscheid te maken. In de eerste plaats om binnen het «uitvoerende werk» duidelijkheid te scheppen over de vraag waar men nu precies mee bezig is en welke doeleinden worden nagestreefd. Dat kan leiden tot een duidelijke taakbepaling vooraf en geeft ook houvast aan de evaluatie.

In de tweede plaats is het onderscheid van belang om aan te duiden, dat de overheid - in het bijzonder de gemeente - in haar beleid aandacht zal moeten schenken aan deze verschillende categorieën van activiteiten, respectievelijk aan de onderscheiden verlangens en behoeften van de bevolking.

In de regeling (artikel 2) is dit onderscheid vertaald in termen van beleid. Gemeenten zullen bij hun beleidsbepaling aan de in artikel 2 opgesomde doelstellingen van beleid aandacht moeten schenken en zorg moeten dra-