Artikel 14. Onze minister kan toestaan, dat ten aanzien van een kandidaat die grotendeels buiten Nederland onderwijs heeft ontvangen, met betrekking tot het vak Nederlandse taal en letterkunde dan wel het vak Nederlandse taal wordt afgeweken van de voorschriften gegeven bij of krachtens dit besluit. Artikel 15. In bijzondere gevallen kan Onze minister toestaan, dat ten aanzien van een kandidaat wordt afgeweken van de artikelen 4 tot en met 10.

HOOFDSTUK III INDELING VAN HET EINDEXAMEN EN VAN DE DEELEINDEXAMENS

Artikel 16. 1. Het eindexamen alsmede de deeleindexamens worden onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag van de school afgenomen door de directeur en de examinatoren en, voor zover hierna bepaald, onder toezicht van door Onze minister aan te wijzen gecommitteerden. 2. De directeur wijst één van de leraren van de school aan tot secretaris van het eindexamen. 3. De directeur kan zich doen vervangen door een adjunct-directeur. Artikel 17. Voor ieder vak bestaat het eindexamen uit twee gedeelten: a. een schoolonderzoek; b. een schriftelijk examen. Artikel 18. Het schoolonderzoek wordt met inachtneming van hetgeen bij of krachtens dit besluit daaromtrent is bepaald, ingesteld door de directeur en de examinatoren. Artikel 19. Het schriftelijk examen wordt, met inachtneming van hetgeen bij of krachtens dit besluit daaromtrent is bepaald, afgenomen door de directeur en de examinatoren onder toezicht van gecommitteerden.

HOOFDSTUK IV SCHOOLONDERZOEK

Artikel 20. 1. Het schoolonderzoek in een vak geschiedt in het laatste jaar van de opleiding in dat vak met dien verstande dat het, indien het een driejarige of vierjarige opleiding in een vak betreft, kan beginnen in het voorlaatste jaar. 2. Het schoolonderzoek in een vak bestaat uit het afnemen van twee of meer proeven, met dien verstande dat de laatste proef binnen een periode van 8 weken voor de aanvang van de schriftelijke examens wordt afgenomen. De proeven in een vak beslaan tezamen de stof waarover het schoolonderzoek zich ingevolge het eindexamenprogramma uitstrekt. 3. Bij het schoolonderzoek in de vakken wiskunde, wiskunde I, wiskunde II, natuurkunde, scheikunde, natuur- en scheikunde, natuur- en scheikunde I, natuur- en scheikunde II, economische wetenschappen I en recht, economische wetenschappen II en recht, handelswetenschappen en recht, handelskennis wordt tenminste één proef op schriftelijke wijze afgenomen. 4. Van iedere beoordeling die bij het bepalen van het eindoordeel over een kandidaat medetelt, stelt de examinator de kandidaat zo spoedig mogelijk in kennis. 5. Het schoolonderzoek wordt tenminste één week voor de aanvang van de schriftelijke examens afgesloten. 6. De examinator drukt zijn eindoordeel over kennis, inzicht en vaardigheid van een kandidaat in elk vak uit in een cijfer voor het schoolonderzoek. Daarbij gebruikt hij een schaal van cijfers lopende van 1 tot en met 10 met de daartussen liggende cijfers met één decimaal. In deze schaal van cijfers komt aan de gehele cijfers 1 tot en met 10 de volgende betekenis toe: