2. Een verzoek om vrijstelling wordt bij Onze minister ingediend. 3. Indien Onze minister de gevraagde vrijstelling verleent, zendt hij de verzoeker een bewijs van vrijstelling. 4. Onze minister stelt het model van het bewijs van vrijstelling vast. 5. Onze minister kan nadere voorschriften geven met betrekking tot de vrijstel lingsprocedu re.

ARTIKEL VI

Inwerkingtreding

1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt, met uitzondering van artikel V, terug tot 1 augustus 1978.

2. De artikelen 39, zesde lid en zevende lid onder a, en 51, tweede lid, van het Besluit staatsexamens v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o. 1978 treden in werking met ingang van de dag waarop dit besluit in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk, 20 maart 1979

Juliana

De staatssecretaris van onderwijs en wetenschappen, K. de Jong Ozn.

Uitgegeven de negentiende april 1979

De Minister van Justitie, J. de Ruiter

1 Laatstelijk gewijzigd bij Koninklijk besluit van 8 maart 1978, Stb. 126.