eiland Texel, en vervolgens door de parallel van 53° OO'OO" Noorderbreedte; alsmede door de Veerhaven, de marinehaven Willemsoord, het vasteland van Noord-Holland en deZuidwal,

en de daartoe behorende oevers, grond- en kunstwerken, beplantingen, gebouwen en verder toebehoren.

Artikel 2

Dit reglement verstaat onder:

de commandant maritieme middelen Texel: de als zodanig door Onze Minister van Defensie aangewezen officier, behorende tot het korps zee-officieren van de Koninklijke marine, dan wel de officier die hem als zodanig vervangt;

de havenmeester: de commandant maritieme middelen Texel, tevens havenmeester, in welke functie benoemd in de zin van artikel 2 van het algemeen reglement van politie voor rivieren en Rijkskanalen (Stb. 1919, 765) door Onze Ministers van Defensie en van Verkeer en Waterstaat, dan wel de officier die hem als zodanig vervangt;

de havenofficier: de als onderhavenmeester in de zin van artikel 2 van het algemeen reglement van politie voor rivieren en Rijkskanalen (Stb. 1919, 765) aangewezen officier der Koninklijke marine, dan wel de officier die hem als zodanig vervangt;

de rede: het in artikel 1, onder c, omschreven watergebied;

het havengebied: de in artikel 1, onder a en b omschreven watergebieden;

vaartuig der krijgsmacht: elk vaartuig, hoe ook genaamd en van welke aard ook, gebezigd ten behoeve van de Nederlandse Krijgsmacht of de Krijgsmacht van een vreemde mogendheid.

Artikel 3

Behoudens met toestemming van de havenmeester is het verboden met andere vaartuigen dan vaartuigen der krijgsmacht de marinehaven Willemsoord anders te bevaren dan noodzakelijk is voor de rechtstreekse doorvaart.

Artikel 4

1. De havenmeester kan aanwijzingen geven ter regeling van het scheepvaartverkeer. 2. Het is verboden te handelen of na te laten in strijd met de bij het eerste lid bedoelde aanwijzingen.

Artikel 5

1. Aan het havenkantoor op Harssens bevindt zich een lichtenstelsel dat bestaat uit een naar de rede gericht en naar de haven afgeschermd gedeelte en een gedeelte, dat naar de haven gericht en naar de rede afgeschermd is.

Het naar de rede gerichte gedeelte bestaat uit vier lichten, waarvan twee witte vaste lichten aan een horizontale arm op onderlinge afstand van twee meter zijn bevestigd, terwijl twee rode vaste lichten zodanig aan een verticale arm zijn bevestigd, dat het bovenste rode licht zich twee meter boven en het onderste zich twee meter beneden het rechte witte vaste licht bevindt.

Het naar de haven gerichte gedeelte bestaat uit vijf lichten, waarvan drie witte vaste lichten aan een horizontale arm op onderlinge afstand van twee meter zijn bevestigd, terwijl twee rode vaste lichten zodanig aan een verticale arm zijn bevestigd, dat het bovenste rode licht zich twee meter boven en het onderste zich twee meter beneden het middelste witte vaste licht bevindt.