NOTA VAN TOELICHTING

Bij de Raad van de Europese Gemeenschappen is de beraadslaging gaande over een voorstel voor een richtlijn betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake gemeenschappelijke voorschriften voor hef- en verladingsapparatuur en in verband daarmede tevens over een voorstel voor een richtlijn inzake liften met elektrische aandrijving.

In het kader van dit laatste is op verzoek van de Europese Commissie door het Comité Européen de Normalisation (CEN) een norm met betrekking tot elektrische personen- en goederenliften opgesteld (EN 81-1).

De Lid-Staten zijn verplicht om, wanneer de beide richtlijnen door de Raad zullen zijn vastgesteld en daarvan aan de Lid-Staten is kennis gegeven, binnen een bij de richtlijnen gestelde termijn de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in te voeren om aan die communautaire wetgeving te voldoen. Het is de bedoeling dat dit, voor wat Nederland betreft, met name zal resulteren in een herziening van het op de Wet op de gevaarlijke werktuigen (Stb. 1952, 104) gebaseerde Liftenbesluit I (Stb. 1956, 167).

Op veiligheidsgronden is het echter nodig dat op de totstandkoming en de uitvoering van de communautaire wetgeving in dier voege wordt vooruitgelopen, dat een tweetal onderwerpen welke naar verwachting in die wetgeving zullen worden geregeld, zo spoedig mogelijk in het Liftenbesluit I wordt verwerkt.

Het eerste punt betreft een verbetering van de beveiliging tegen het gevaar voor liftgebruikers om bekneld te raken tussen de liftkooi en de schachtwand waarlangs de kooi zich beweegt. Dat gevaar wordt reeds bestreden door het bestaande artikel 12, tweede lid, van het Liftenbesluit, welk artikellid in 1969 in dat besluit is ingevoegd (Koninklijk besluit van 17 januari 1969, Stb. 31). Hoewel kan worden gesteld dat de bepaling een gunstige werking heeft gehad, moet uit veiligheidsoverwegingen toch verreweg de voorkeur worden gegeven aan de voorziening die op dit punt in de toekomstige EEGwetgeving zal figureren.

De voorziening bestaat hierin dat de toegang tot de liftkooi, behalve door de ook reeds in het Liftenbesluit voorgeschreven schachtdeuren, bovendien moet kunnen worden afgesloten door kooideuren. Hierin wordt voorzien in artikel I, onder B, van bijgaand ontwerp-besluit en wel in het tweede lid van de voor artikel 12 voorgestelde tekst. In dat lid wordt, zoals op vele plaatsen in het Liftenbesluit, voor de technische details verwezen naar een norm van het Nederlands Normalisatie-instituut en wel naar de Nederlandse versie van bovengenoemde CEN-norm, te weten de norm NEN-EN 81-1.

Blijkens het voorgestelde derde lid van artikel 12 behoeft de dubbele afsluiting niet te worden geëist ten aanzien van personenliften, bestemd voor goederenvervoer onder begeleiding van de eigenaar of houder van de lift dan wel van personeel van die eigenaar of houder. Daartegenover staat echter dat zodanige liften aan bepaalde technische eisen moeten voldoen. Dit blijkt vooreerst reeds uit de onderdelen a tot en met d van het onderhavige artikellid. Voorts moet worden bedacht dat de bestemming van de liften eveneens om voorzieningen van technische aard vraagt. Daarbij valt met name te denken aan een zodanige plaats van opstelling van de liften, dat deze niet door «onbevoegden» zullen worden gebruikt, hetgeen ook nog met zoveel woorden door een opschrift van die strekking op of nabij de schachtdeuren tot uitdrukking wordt gebracht. De bestemming van de liften kan ook blijken uit een zodanige technische uitvoering, dat de installatie slechts kan worden gebruikt na te zijn gedeblokkeerd met behulp van een sleutel.

Voorts strekt de wijziging ertoe te voorkomen dat de liftinstallatie wordt overbelast, doordat daarvan gelijktijdig door een groter aantal personen wordt gebruik gemaakt dan met name in verband met de nominale last van de installatie toelaatbaar is. De regeling dienaangaande is vervat in het vierde lid van artikel 12.

Ingevolge het vijfde lid is de regeling niet van toepassing ten aanzien van die personenautoliften, waarvoor het maken van een uitzondering recht-