Ten derde wordt voorkomen dat Nederland als netto-exporteur van zwavelverbindingen (SO 2 en volgprodukten) gaat optreden. Op grond van de gegevens uit het OECD-rapport van 1977 inzake «Long range transport of air pollutants» kan worden becijferd dat bij een uitworp van ongeveer 500 mln. kg SO 2 Nederland momenteel nog juist geen netto-exporteur van SO 2 is.

Met andere woorden de hoeveelheid SO 2 die vanuit het buitenland, met name Duitsland en België, ons land binnenkomt is van dezelfde orde van grootte als de hoeveelheid SO 2 die vanuit Nederland buiten onze landsgrenzen wordt getransporteerd. Omdat de S02-uitworp in Europa als geheel vanuit milieuhygiënisch oogpunt als te hoog moet worden aangemerkt is een dergelijk evenwicht van groot belang om internationale aanpak van de SO 2 - problematiek niet bij voorbaat te frustreren.

S02-beleidskaderplan en BIPC

Het beleid dat moet worden gevoerd om de toename van de SÜ 2 -uitworp te beteugelen, wordt uitgewerkt in een S02-beleidskaderplan dat thans in overeenstemming met mijn ambtgenoot van Economische Zaken wordt opgesteld. Het plan zal zowel de uitworp van SO 2 door gebruikers van fossiele brandstoffen, waaronder de elektriciteitscentrales, als die ten gevolge van andere industriële processen tot onderwerp hebben. Het zal zijn gericht op de middellange (de periode tot en met 1985) en de lange termijn (na 1985) en het zal aangeven welke ontwikkeling met betrekking tot de SÜ 2 -uitworp te verwachten is bij een aantal verschillende economische ontwikkelingen. Tevens zal het kader worden aangegeven voor maatregelen om deze ontwikkelingen tegen te gaan ofte verminderen. In het onderhavige besluit wordt het S02-beleid voor de korte termijn uitgewerkt. Een zwaarwegende reden om te besluiten, ondanks het bij de prognose uit het IMPL achterblijvende brandstofverbruik, niet van het daar geformuleerde beleid af te wijken, is gelegen in een voor dat beleid belangrijke ontwikkeling die zich sedert het opstellen van het IMPL heeft voorgedaan.

Door mijn ambtsvoorganger en die van de Minister van Economische Zaken is namelijk een plan opgesteld tot wijziging van de aardgasvoorziening van elektriciteitscentrales, dat door mij en mijn ambtgenoot van Economische Zaken is overgenomen.

Over de realisatie van dit Brandstoffeninzetplan Centrales (BIPC) vindt overleg plaats met de provinciale besturen, de elektriciteitsproduktiebedrijven, de SEP en de Gasunie.

Ten einde van de totale hoeveelheid aardgas die is gecontracteerd door de gezamenlijke elektriciteitsbedrijven, een deel te kunnen sparen om ook op de lange termijn een flexibel gebruik van aardgas te kunnen maken in de centrales, is de gedeeltelijke overschakeling van aardgas op stookolie voor die centrales die zowel gas als olie kunnen stoken, vervroegd. In plaats van daarmee te wachten tot de leveringscontracten zijn afgelopen, wordt gestreefd naar overschakeling op een zo vroeg mogelijk tijdstip omdat dan de hoeveelheid aardgas die gespaard kan worden het grootst zal zijn. Na het midden van de jaren tachtig zal door het gebruik van het gespaarde aardgas de toename van de SC> 2 -uitworp minder zijn dan zonder BIPC, de vervroegde omschakeling bij centrales zal echter in de eerstkomende jaren de toename versnellen. Omdat van toepassing van rookgasreiniging of schonere verbrandingstechnieken op enige schaal op zo korte termijn geen sprake kan zijn, betekent dit dat verlaging van het zwavelgehalte voorlopig het voornaamste beleidsinstrument dient te zijn.

Uitworp in 1977, 1978 en 1979

In het hierna volgende wordt, mede naar aanleiding van het advies van de Raad inzake de luchtverontreiniging, een schatting van de totale S02-uitworp in de jaren 1977-1978 en een prognose voor 1979 gegeven. In 1977 bedroeg de totale uitworp, inclusief de procesuitworpen, volgens in mijn op-