Zodoende zullen de voorraden stookolie met een hoger zwavelgehalte dan 2,0% beperkt kunnen blijven.

In verband met door de elektriciteitsproduktiebedrijven naar voren gebrachte problemen met betrekking tot deze overgangstermijn heeft de Raad inzake de luchtverontreiniging in zijn advies verzocht deze bedrijven - wellicht door het verlenen van een ontheffing of anderszins - gedurende een langere termijn in de gelegenheid te stellen de nog voorradige olie met een zwavelgehalte van meer dan 2% te gebruiken, voor zover de vergunningvoorwaarden zulks mogelijk maken. De moeilijkheden die zich kunnen voordoen bij de verlaging van het zwavelgehalte van zware stookolie tot 2,0%, zijn geen andere dan die welke bij de wijziging van de zwavelgehalten krachtens het thans vervallen artikel 1, vijfde lid, van het Besluit zwavelgehalte brandstoffen, hadden kunnen ontstaan. Van moeilijkheden bij de centrales door die wijzigingen - waarbij overigens geen overgangstermijn gold - is mij evenwel niets gebleken.

Aangezien het zwavelgehalte van de stookolie die in de centrales wordt gebruikt veelal lager is dan het hoogst toegestane gehalte - in 1977 bedroeg het gemiddelde zwavelgehalte 1,7 % - zullen eventuele problemen slechts bij een beperkt aantal centrales ontstaan.

Ik ben daarom van oordeel dat artikel 3 van het Besluit zwavelgehalte brandstoffen, op grond waarvan een individuele ontheffing kan worden verleend, voldoende mogelijkheden biedt om een langere overgangstermijn voor bepaalde centrales te overwegen indien de omstandigheden daar aanleiding toe geven.

De Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne,

L. Ginjaar