NOTA VAN TOELICHTING

Met dit onder meer op artikel 99 van de Afvalstoffenwet (Stb. 1977, 455) gebaseerde besluit wordt beoogd met ingang van 1 oktober 1979 het eerste deel van deze wet in werking te doen treden. Daartoe behoort in de eerste plaats hoofdstuk 2 van de wet. Dit betekent dat elke gemeente op grond van artikel 2 van de wet een verordening moet vaststellen inzake het zich ontdoen van huishoudelijke afvalstoffen, alsmede, op grond van het Besluit van 16 mei 1979 (Stb. 297) tot toepassing van artikel 17 van de wet-welk besluit eveneens met ingang van 1 oktober 1979 in werking treedt -, inzake het zich ontdoen van grof huisvuil. Verder betekent het dat de gemeentebesturen wordt opgedragen er zorg voor te dragen dat tenminste éénmaal per week de huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld bij elk binnen hun grondgebied gelegen perceel waar zodanige stoffen geregeld in een particuliere huishouding kunnen ontstaan (artikel 3). Tenslotte houdt inwerkingtreding van hoofdstuk 2 in dat aan provinciale staten de verplichting wordt opgelegd een plan vast te stellen inzake de verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen (artikel 4) en - op grond van eerdergenoemd besluit - grof huisvuil.

Daarnaast treden in werking de artikelen 25 en 26 (hoofdstuk 4). Op grond van deze artikelen dienen provinciale staten een plan vast te stellen inzake de verwijdering van de van bedrijven afkomstige afvalstoffen die tezamen met de verzamelde huishoudelijke afvalstoffen zullen worden bewerkt, verwerkt, vernietigd, op of in de bodem gebracht of afgevoerd, en een plan inzake de verwijdering van bouw- en sloopafval, voor welke laatste categorie een algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 26 in voorbereiding is. Artikel 76 van de wet biedt provinciale staten de mogelijkheid de bovengenoemde plannen te combineren.

In werking treedt ook artikel 62. Op grond van dit artikel kan elke gemeente ter bestrijding van de kosten die voor haar verbonden zijn aan de verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen en grof huisvuil, een heffing instellen.

Verder treedt in werking artikel 75, op grond waarvan de Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne elke zes jaar een indicatief meerjarenprogramma ter beperking van de belasting van het milieu door afvalstoffen moet vaststellen. Het tweede lid van dit artikel geeft de Minister de bevoegdheid van de provinciale besturen gegevens te vragen welke kunnen dienen als bouwstenen voor het indicatief meerjarenprogramma.

Voorts treedt artikel 96 in werking. Een op dit artikel gebaseerde algemene maatregel van bestuur waarin regelen gesteld worden ten aanzien van de overheidsorganen die de in de Afvalstoffenwet vervatte bevoegdheden uitoefenen, en ten aanzien van de overheidsorganen die bij de uitvoering van de wet dienen te worden betrokken, is in voorbereiding.

Tenslotte treden een aantal met bovenstaande regelingen samenhangende en een aantal algemene bepalingen in werking. Daartoe behoort ook hoofdstuk 5, op grond waarvan bij algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld in het belang van het bevorderen van hergebruik of van het anderszins beperken van het ontstaan van afvalstoffen.

De Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne,

L. Ginjaar