3. De griffier roept de gewezen huurder en de verhuurder op om ter terechtzitting te verschijnen, ten einde naar aanleiding van het verzoek te worden gehoord. De oproeping geschiedt bij aangetekende brief, waarvoor een bericht van ontvangst wordt verlangd, tenzij de kantonrechter op grond van bijzondere omstandigheden een andere wijze van oproeping beveelt. Zij moet ten minste vijf dagen voor de dag, waarop het verzoek ter terechtzitting wordt behandeld worden verzonden. 4. De griffier zendt bij de oproeping van de verhuurder een door hem voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van het verzoek mede.

Artikel 28g

1. De kantonrechter beslist bij schriftelijke met redenen omklede en in het openbaar uit te spreken beschikking. Bij inwilliging van het verzoek zendt hij afschrift van zijn beschikking aan de huurcommissie, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de huurcommissies, in zijn rechtsgebied, indien deze gehoord is omtrent de vergoeding, als bedoeld in artikel 28e.

2. Tegen de beschikking staat hoger beroep noch beroep in cassatie open, met uitzondering van cassatie in het belang der wet.

Artikel 28h

1. Zolang de termijnen, bedoeld in de artikelen 28c, 28d en 28e, niet zijn verstreken, hebben de gewezen huurder en de verhuurder - behoudens het bepaalde in het tweede lid van artikel 28e - dezelfde rechten, voorrechten en verplichtingen, als indien de huur en verhuur, dan wel de bevoegdheid om krachtens huurbescherming in het genot van het onroerend goed of het gedeelte daarvan te blijven, niet zou zijn geëindigd.

2. In afwijking van het voorgaande lid kan de kantonrechter, hangende zijn beslissing omtrent een verzoek, als bedoeld in artikel 28d, op verzoek van de verhuurder de som bepalen, die de gewezen huurder verplicht is te betalen als voorlopige vergoeding voor het genot van het goed of het gedeelte daarvan gedurende de procedure.

HOOFDSTUK VII Slotbepalingen

Artikel 29

De toepasselijkheid van de bepalingen van deze wet kan niet bij overeenkomst worden uitgesloten of beperkt.

Artikel 30

De navolgende voorschriften vervallen: a. het Huurbeschermingsbesluit 1941 (Verordeningenblad 1941, nr. 81); b. het Huurprijsbesluit 1940 (Verordeningenblad 1940, nr. 237); c. het huurprijsuitvoeringsbesluit 1941 (Nederlandse Staatscourant 1941, nr. 236); d. het Huurprijsbesluit Nieuwbouw 1944 (Nederlandse Staatscourant 1944, nr. 18).

Artikel 31

Artikel 1 van het Vervreemdingsbesluit Onroerende Zaken (Verordeningenblad 1942, nr. 49) wordt gelezen als volgt: 1. Dit besluit verstaat onder: 1) «onroerende zaken»: