5. De bedrijfscommissie kan, indien dit haar voor een goede toepassing van deze wet wenselijk voorkomt, op verzoek van een ondernemer, van in een groep verbonden ondernemers, van in een van de betrokken ondernemingen werkzame personen, of van een of meer verenigingen van werknemers als bedoeld in artikel 9, tweede lid, onder a, bepalen, dat twee of meer ondernemingen die door die ondernemer of die ondernemers in stand worden gehouden, voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde te zamen als één onderneming worden aangemerkt. Indien het besluit van de bedrijfscommissie betrekking heeft op ondernemingen die in stand worden gehouden door in een groep verbonden ondernemers, wordt de door dat besluit in het leven geroepen onderneming voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde geacht in stand te worden gehouden door een van de betrokken ondernemers, die door de bedrijfscommissie als zodanig wordt aangewezen. De aangewezen ondernemer handelt bij de toepassing van de bedoelde bepalingen mede namens de andere betrokken ondernemers.

6. De bedrijfscommissie kan, indien dit haar voor een goede toepassing van deze wet wenselijk voorkomt, op verzoek van een ondernemer, van in een onderneming werkzame personen, of van een of meer verenigingen van werknemers als bedoeld in artikel 9, tweede lid, onder a, bepalen, dat een door haar aangewezen onderdeel van de betrokken onderneming voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde als een afzonderlijke onderneming wordt aangemerkt. Een besluit als hiervoor bedoeld kan door de bedrijfscommissie ook worden genomen ten aanzien van verscheidene onderdelen van de betrokken onderneming te zamen.

B

Artikel 2 wordt gelezen:

1. Iedere ondernemer die een onderneming in stand houdt waarin in de regel ten minste 100 personen werkzaam zijn, is in het belang van het goed functioneren van die onderneming in al haar doelstellingen verplicht om ten behoeve van het overleg met en de vertegenwoordiging van de in de onderneming werkzame personen een ondernemingsraad in te stellen en jegens deze raad de voorschriften, gesteld bij of krachtens deze wet, na te leven.

2. Indien in een onderneming na de instelling van een ondernemingsraad niet langer in de regel ten minste 100 personen werkzaam zijn, houdt de betrokken ondernemingsraad van rechtswege op te bestaan bij het eindigen van de lopende zittingsperiode van die raad, tenzij de ondernemer uitvoering geeft aan artikel 49a.

C

Artikel 3, tweede lid, wordt gelezen:

2. Wanneer de Raad van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid gebruik maakt, geldt de verplichting tot het instellen van een ondernemingsraad ten aanzien van die ondernemingen waarin in de regel ten minste een door de Raad in zijn verordening aangegeven aantal personen werkzaam is.

D

Artikel 4, derde lid, wordt gelezen:

3. Onze Minister kan, de Raad gehoord, met overeenkomstige toepassing van het in het eerste lid bepaalde een vrijstelling als in dat lid bedoeld verlenen ten aanzien van een door hem aangewezen groep ondernemingen die door publiekrechtelijke rechtspersonen in stand worden gehouden, dan wel door zodanige rechtspersonen worden gesubsidieerd.