AE

Artikel 49 wordt gelezen: 1. De ondernemer op wie de verplichting tot het instellen van een of meer ondernemingsraden rust, alsmede de betrokken ondernemingsraden, verstrekken desgevraagd aan het bevoegde districtshoofd van de Arbeidsinspectie inlichtingen omtrent het instellen en het functioneren van deze ondernemingsraden. 2. De betrokken ondernemingsraden zenden hun jaarverslag aan het in het eerste lid bedoelde districtshoofd, alsmede aan de bedrijfscommissie. 3. De voorgaande leden zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de ondernemer of de ondernemers die een centrale ondernemingsraad of een groepsondernemingsraad hebben ingesteld, alsmede ten aanzien van die raden.

AF

Na artikel 49 wordt ingevoegd een artikel 49a, luidende:

Artikel 49a

Het bij of krachtens deze wet bepaalde is mede van toepassing wanneer een ondernemer voor een door hem in stand gehouden onderneming, ten aanzien waarvan voor hem niet een verplichting op grond van deze wet bestaat, al dan niet ter uitvoering van een collectieve arbeidsovereenkomst een ondernemingsraad instelt, zodra hij zijn besluit tot instelling schriftelijk heeft medegedeeld aan de bedrijfscommissie. Het besluit tot instelling van een ondernemingsraad kan slechts worden ingetrokken met instemming van die ondernemingsraad. Het bepaalde in artikel 27, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

AG

In artikel 52 wordt in plaats van «de artikelen 21, tweede lid, en 27, vierde lid,» gelezen: de artikelen 21, derde lid, en 27, vijfde lid.

ARTIKEL II

Zolang de in artikel 31a, vierde lid, bedoelde algemene maatregel van bestuur niet in werking is getreden, blijft ten aanzien van een ondernemer die niet verplicht is een volledige jaarrekening op te maken, artikel 24, derde lid, van de Wet op de ondernemingsraden, zoals dat luidde vóór de inwerkingtreding van deze wet, van kracht.

ARTIKEL III

1. De gekozen leden van de op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet bestaande ondernemingsraden, groepsondernemingsraden en centrale ondernemingsraden worden geacht tezamen een bevoegde ondernemingsraad, onderscheidenlijk groepsondernemingsraad, onderscheidenlijk centrale ondernemingsraad te zijn in de zin van deze wet. De zittingsperiode van deze raden eindigt op het tijdstip waarop de zittingsperiode van de bij de inwerkingtreding van deze wet bestaande raden zou zijn geëindigd.

2. Bepalingen in de reglementen van deze raden, vastgesteld vóór de inwerkingtreding van deze wet, die met het bepaalde bij of krachtens deze wet in strijd zijn, vervallen op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet. Voor het overige blijven de bedoelde reglementen van kracht. Wijzigingen of aanvullingen van de reglementen die op grond van deze wet noodzakelijk zijn, worden binnen een jaar na de inwerkingtreding van deze wet in die reglementen aangebracht.