Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 1979

472

Besluit van 1 augustus 1979, houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement

Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 24 april 1979, nr. AB79/817, Directoraat-Generaal voor Overheidspersoneelsbeleid, Directie Overheidspersoneelszaken, Afdeling Algemene en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 125, eerste lid, van de Ambtenarenwet 1929;

De Raad van State gehoord (advies van 27 juni 1979, nr. 10);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 26 juli 1979, nr. AB79/1409, Directoraat-Generaal voor Overheidspersoneelsbeleid, Directie Overheidspersoneelszaken, Afdeling Algemene en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In het Algemeen Rijksambtenarenreglement 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A. Artikel 95 wordt als volgt gewijzigd:

Het vierde en vijfde lid worden respectievelijk vernummerd tot vijfde en zesde lid.

Na het derde lid wordt een nieuw vierde lid ingevoegd, luidende:

Opzegging als bedoeld in het tweede lid kan niet geschieden wegens de omstandigheid dat de ambtenaar in of buiten rechte een beroep heeft gedaan op het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen.

In het zesde lid wordt de zinsnede «het bepaalde in het tweede, derde, vierde lid» gelezen als: het bepaalde in het tweede, derde, vierde en vijfde lid.

B. Het derde lid van artikel 96 wordt gelezen als volgt: 3. Ontslag van in vaste dienst aangestelde ambtenaren wegens overtolligheid van personeel geschiedt in de volgende rangorde: a. zij, die zulks wensen;