het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, onderscheidenlijk niet zou voldoen aan de bouwverordening en in strijd zou zijn met een bestemmingsplan;

dat het onderwerpelijke perceel bij het voor de gemeente Halsteren geldende uitbreidingsplan, welk plan ingevolge het bepaalde in artikel 10, eerste lid, van de Overgangswet ruimtelijke ordening en volkshuisvesting geacht wordt een bestemmingsplan te zijn, is aangewezen voor «landelijk gebied»;

dat ingevolge de bij het plan behorende voorschriften op gronden met deze bestemming onder nader aangegeven voorwaarden een woonhuis met een stal en/of schuur voor het bedrijfshoofd van een agrarisch bedrijf en de voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf nodige bedrijfsgebouwen mogen worden opgericht;

dat de aanvraag van Loos blijkens het door hem ingediende bouwplan betrekking heeft op de bouw van een woning met aangebouwde schuur ten behoeve van een agrarisch bedrijf;

dat Ons evenwel op grond van een terzake ingesteld onderzoek en mede gelet op de aard en opzet van het bouwplan is gebleken, dat van bebouwing ten behoeve van het bedrijfshoofd van een agrarisch bedrijf geen sprake is;

dat het bouwplan, waarop de aanvraag betrekking heeft, dan ook in strijd is met vorenvermeld bestemmingsplan;

dat voorts ingevolge het bepaalde in artikel 105, eerste lid, van de voor Halsteren geldende bouwverordening de oppervlakte van ramen in andere kamers dan de hoofdwoonkamer, ten minste gelijk moet zijn aan eennegende van de vloeroppervlakte van de kamer, indien er geen belemmeringshoek is of deze hoek minder dan 18° bedraagt;

dat in twee van de tot de op te richten woning behorende slaapkamers, welke beide een oppervlakte hebben van ongeveer 20,72 m 2 , een raamoppervlakte is ontworpen van ongeveer 1,98 m 2 ;

dat de op te richten woning derhalve niet aan de desbetreffende bepaling van de bouwverordening voldoet;

dat de vergunning op grond van het bovenstaande had moeten worden geweigerd en burgemeester en wethouders van Halsteren door deze niettemin te verlenen in strijd met eerdergenoemd artikel 48 van de Woningwet hebben gehandeld;

dat hun besluit mitsdien niet in stand kan blijven;

Gelet op artikel 185 van de gemeentewet;

De Raad van State gehoord, advies van 4 juIi 1979, nr. 20;

Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Ministers van 26 juli 1979, nr. 0725925, Centrale Afdeling Juridische Zaken en van 9 augustus 1979, nr. B79/2240, Directie Binnenlands Bestuur, Afdeling Wetgeving en Bestuurszaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

vorenvermeld besluit van burgemeester en wethouders van Halsteren te vernietigen wegens strijd met de wet.

Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Porto Ercole, 16 augustus 1979

Juliana

De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,

Beelaerts van Blokland

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. Wiegel

Uitgegeven de zesde september 1979

De Minister van Justitie, J. de Ruiter