of van het derde lid zou leiden tot een gezamenlijk bedrag aan pensioen lager dan het bedrag van het pensioen, waarop reeds recht bestond. 5. Het verzoek bedoeld in het eerste lid moet bij Onze Minister worden ingediend binnen vijfjaren na het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet. 6. De in het eerste lid bedoelde pensioenen gaan in op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet met dien verstande dat, indien het verzoek meer dan een jaar na het tijdstip bedoeld in artikel 167, eerste lid is gedaan, zij niet vroeger ingaan dan een jaar voor de eerste dag van de maand waarin het verzoek werd ingediend. Artikel 44. 1. Op verzoek wordt weduwnaarspensioen toegekend aan de weduwnaar die recht op zodanig pensioen had gehad, indien artikel 16 had gegolden op het tijdstip van het overlijden van zijn echtgenote, mits hij op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet invalide is in de zin van evengenoemd artikel. 2. Vervallen. 3. Het in het eerste lid bedoelde pensioen gaat in op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet met dien verstande dat, indien het verzoek meer dan een jaar na het tijdstip bedoeld in artikel 167, eerste lid, is gedaan zij niet vroeger ingaat uan een jaar voor de eerste dag van de maand waarin het verzoek werd ingediend. Artikel 45. 1. Op verzoek wordt wezenpensioen toegekend aan het minderjarige kind dat recht op zodanig pensioen had gehad, indien de artikelen 19 en 20 hadden gegolden op het tijdstip van het overlijden waaraan zij zodanig recht konden ontlenen. 2. Vervallen. 3. Het in het eerste lid bedoelde pensioen gaat in op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet met dien verstande dat, indien het verzoek meer dan een jaar na het tijdstip bedoeld in artikel 167, eerste lid, is gedaan, het niet vroeger ingaat dan een jaar voor de eerste dag van de maand waarin het verzoek werd ingediend.

De berekening van het weduwen- en wezenpensioen (behoort bij hoofdstuk 5, ยง 2)

Artikel 46. De pensioenen toegekend aan weduwen en wezen van ministers, gewezen ministers of gepensioneerde ministers worden, voor zover het recht op pensioen niet is vervallen, met ingang van het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet herberekend overeenkomstig artikel 22 onderscheidenlijk 25, met inachtneming van artikel 27, indien dit voor de belanghebbende voordelig is. Bij de herberekening worden onder een uitkering als bedoeld in artikel 6 mede begrepen uitkeringen, toegekend aan gewezen ministers krachtens aan deze wet voorafgaande uitkeringsregelingen. Artikel 47. De weduwen- en wezenpensioenen toe te kennen uit hoofde van een overlijden op of na het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet van degenen,

die zich krachtens artikel 50 van de wet van 1 augustus 1956, Stb. 455, hebben uitgesproken voor de berekening van hun pensioen krachtens het bepaalde in artikel 68, tweede lid van de Pensioenwet 1922, Stb. 240, zoals dit artikel luidde op 31 augustus 1956, worden berekend overeenkomstig artikel 22, onderscheidenlijk 25, indien dit voor de belanghebbende voordeliger is.

Verval van pensioen (behoort bij hoofdstuk 6)

Artikel 48. Voor de termijn van vijf achtereenvolgende jaren bedoeld in artikel 31, eerste lid, telt mede de tijd voor het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet, gedurende welke de invordering van het pensioen achterwege is gebleven.

Samenloop van pensioenen (behoort bij hoofdstuk 7)

Artikel 49. 1. Pensioenen ten aanzien waarvan artikel 11 of 20a van de wet van 1 augustus 1956, Stb. 455, toepassing heeft gevonden, worden, onverminderd de artikelen 93 en 94 en met inachtneming van het volgende lid, met ingang van het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet of het later tijdstip waarop zij zijn ingegaan, nader vastgesteld zonder de in eerstgenoemde artikelen vervatte beperking. 2. De nadere vaststelling bedoeld in het vorige lid geschiedt zodanig, dat niet daadwerkelijk gelijktijdig vervulde diensttijd slechts wordt medegeteld bij de berekening van het pensioen waarbij die tijd het hoogste bedrag oplevert. Bij de toepassing van de vorige volzin wordt onder pensioen tevens verstaan een pensioen krachtens een nadere regeling bedoeld in artikel 34, tweede lid. 3. De voorgaande leden vinden slechts toepassing, indien tengevolge daarvan de som van de pensioenen meer bedraagt dan deze zou hebben bedragen, indien de op de dag voer het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet van kracht geweest zijnde bepalingen van toepassing zouden zijn gebleven. Indien krachtens de voorgaande volzin geen nadere vaststelling der pensioenen plaatsvindt, is op het totaal der pensioenen artikel 105 van toepassing.

DERDE AFDELING

LEDEN VAN DE TWEEDE KAMER DER STATENGENERAAL

Hoofdstuk 9. Algemeen gedeelte

Begripsomschrijvingen

Artikel 50. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze afdeling bepaalde wordt verstaan onder: a. kamerlid: lid van de Tweede Kamer der StatenGeneraal; b. gewezen kamerlid: hij die uit hoofde van een aftreden als lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal uitzicht heeft op pensioen krachtens deze afdeling;