Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 1979

548

Besluit van 26 september 1979 als bedoeld in artikel A 8 van de Algemene burgerlijke pensioenwet en artikel 7 van de Wet van 30 oktober 1968 (Stb. 584), houdende regeling schadeloosstelling leden Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 20 september 1979, nr. AW79/U709, Directoraat-Generaal voor Overheidspersoneelsbeleid, Directie Overheidspersoneelszaken, Hoofdafdeling Pensioenen en Wachtgelden;

Overwegende, dat het in Ons voornemen ligt aan het burgerlijk rijkspersoneel per 1 juli 1979 een salarisverhoging toe te kennen van 1,8%, met een minimum van f 34,50 per maand, waarop een korting wordt toegepast van 0,3 % tot 0,7 %, al naar gelang het salarisniveau;

Gelet op artikel A 8 van de Algemene burgerlijke pensioenwet en artikel 7 van de Wet van 30 oktober 1968 (Stb. 584), houdende regeling schadeloosstelling leden Tweede Kamer der Staten-Generaal;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Te bepalen dat de aan het burgerlijk rijkspersoneel toe te kennen salarisverhoging per 1 juli 1979 van 1,8 % meteen minimum van f 34,50 per maand, waarop een korting wordt toegepast van 0,3 % tot 0,7 %, al naar gelang het salarisniveau, een algemeen karakter draagt.

Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Algemene Rekenkamer, de Raad van toezicht en de directie van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds en de Raad van toezicht en de directie van het Spoorwegenpensioenfonds.

Soestdijk, 26 september 1979

Juliana

De Minister van Binnenlandse Zaken a.i., J. de Ruiter

Uitgegeven de achttiende oktober 1979

De Minister van Justitie, J. de Ruiter