schiktheidsverzekering, wordt aan de in artikel 123 bedoelde personen en ook overigens met overeenkomstige toepassing van dat artikel een bedrag uitgekeerd gelijk aan de bezoldiging of uitkering welke belanghebbende op de dag van overlijden genoot, berekend over een tijdvak van drie maanden. Indien de uitkering overeenkomstig de normen van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering was berekend naar een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer, wordt die uitkering verhoogd tot de laatstelijk genoten bezoldiging. Op het bedrag van de uitkering ingevolge dit artikellid wordt in mindering gebracht het bedrag van de uitkering waarop de nagelaten betrekkingen van de gewezen ambtenaar ter zake van diens overlijden aanspraak kunnen maken krachtens artikel Q6 van de Algemene burgerlijke pensioenwet dan wel krachtens enige wettelijk voorgeschreven verzekering tegen ziekte of arbeidsongeschiktheid.

8. Het bedrag van de laatstelijk genoten bezoldiging dan wel van de uitkering overeenkomstig de normen van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering bedoeld in dit artikel, wordt in voorkomende gevallen gewijzigd overeenkomstig een algemene herziening, welke voor de gewezen ambtenaar zou hebben gegolden ware hij in dienst gebleven. Het wordt verminderd met dan wel hiermede wordt verrekend een uitkering krachtens het eerste en tweede lid van artikel 69, een hem uit hoofde van de laatstelijk door hem beklede betrekking toegekend of toe te kennen pensioen krachtens de Algemene burgerlijke pensioenwet- daaronder begrepen een aanvulling ingevolge artikel F9, derde lid van die wet - en een uitkering krachtens Titel III van de Wet op de noodwachten. Het bedrag van de laatstelijk genoten bezoldiging wordt bovendien verminderd met, dan wel hiermede worden verrekend inkomsten welke de gewezen ambtenaar inmiddels mocht zijn gaan genieten uit of in verband met arbeid of bedrijf, en indien het ontslag is verleend in verband met het bereiken van de 65-jarige leeftijd, een uitkering krachtens de Algemene Ouderdomswet, voorzover deze uitkering het in J 6 van de Algemene burgerlijke pensioenwet bedoelde inbouwbedrag te boven gaat.

9. In de gevallen, bedoeld in deze paragraaf, vinden de artikelen 59, 60 en 64 waar mogelijk overeenkomstige toepassing.

Artikel 66

Het Besluit aanvulling arbeidsongeschiktheidsuitkering (Stb. 1974, 480) met de daarop steunende uitvoeringsregelen is van toepassing op de gewezen ambtenaar. Bij de toepassing dient

I. onder belanghebbende, bedoeld in artikel 1, onder e, te worden verstaan:

a. de gewezen ambtenaar in de zin van het Ambtenarenreglement voor de rijkspolitie 1975 aan wie wegens blijvende ongeschiktheid voor het vervullen van zijn betrekking ontslag is verleend met dadelijk ingaand recht op invaliditeitspensioen;

b. de gewezen ambtenaar die op grond van artikel 65 van het Ambtenarenreglement voor de rijkspolitie 1975 aanspraak heeft op een uitkering overeenkomstig de normen van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en aan het aan hem verleend ontslag geen aanspraak op wachtgeld kon ontlenen.

II. in het tweede lid van artikel 6 voor de woorden «artikel 45 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement dan wel artikel 32a van het Arbeidsovereenkomstenbesluit» te worden gelezen; Artikel 69 van het Ambtenarenreglement voor de rijkspolitie 1975;

III. in artikel 8, onder b, voor de woorden «Algemeen rijksambtenarenreglement onderscheidenlijk Arbeidsovereenkomstenbesluit» te worden gelezen: Ambtenarenreglement voor de rijkspolitie 1975.