NOTA VAN TOELICHTING

Evenals de wet van 20 februari 1964, Stb. nr. 72, houdende regelen met betrekking tot het verrichten van arbeid door vreemdelingen en het Besluit van 14juni 1966, gepubliceerd in de Staatscourant van 3 maart 1969 (Stcrt. 1969, 43), laatstelijk gewijzigd bij besluit van 11 september 1975, nr. 502, gepubliceerd in de Staatscourant van 9 oktober 1975 (Stcrt. 1975,195), een aantal uitzonderingen kenden op het verbod van arbeid door vreemdelingen zonder vergunning van de minister, biedt de Wet buitenlandse werknemers in artikel 2, eerste lid, onder c, de mogelijkheid om buitenlanders, die behoren tot bepaalde categorieën, voor de toepassing van die wet niet te beschouwen als vreemdelingen.

De in dit besluit vrijgestelde categorieën zijn voor het grootste gedeelte overgenomen van het bovengenoemde besluit van 14 juni 1966; wel is er een systematischer opzet gekozen om de onderscheidene categorieën te rangschikken.

Onder A zijn ondergebracht die personen die niet in Nederland woonachtig zijn en slechts voor kortere tijd in Nederland arbeid komen verrichten.

De onder de punten 6 en 7 genoemde categorieën zijn opgenomen omdat het weinig zin heeft personen, die hier te lande slechts incidenteel beroepsmatig optreden (bijv. gastdirigent of beroepsvoetballers die een bekerwedstrijd spelen), onder de wet te laten vallen, nu voor hen een vergunning als bedoeld in artikel 4 moeilijk kan worden geweigerd. Een dirigent in dienst van een Nederlands orkest of een beroepsvoetballer in dienst van een Nederlandse vereniging valt hier uiteraard niet onder.

Onder B zijn gebracht militairen die behoren tot de krijgsmacht van een vreemde mogendheid, burgers die in dienst van een Geallieerd Hoofdkwartier of de NATO werkzaam zijn, burgers die in dienst van een vreemde mogendheid werkzaamheden verrichten ten behoeve van nader genoemde militaire organisaties, alsmede die burgers die, in dienst van een vreemde mogendheid, werkzaamheden verrichten ten behoeve van een instelling die in verband met de aanwezigheid van een Geallieerd Hoofdkwartier in Nederland is gevestigd. Tot de laatste categorie behoort met name het onderwijzend personeel dat is verbonden aan scholen die hier te lande zijn gevestigd in verband met de aanwezigheid van het Hoofdkwartier AFCENT.

Aan dergelijke personen werd in het verleden uiteraard nooit een vergunning geweigerd, zodat het de voorkeur verdient ze vrij te stellen.

De onder C tot en met J genoemde categorieën zijn nagenoeg onveranderd overgenomen. Slechts op een enkel punt vond door de sinds 1969 gewijzigde inzichten een aanpassing plaats. Dit betreft de volgende wijzigingen;

Onderdeel C: de hier bedoelde personen zijn nu ook vrijgesteld indien zij hun woonplaats in Nederland hebben; uiteraard betekent zulks niet dat deze personen hiermee aanspraak kunnen doen gelden op een vergunning voor verblijf;

Onderdeel E: De vrijstelling is nu beperkt tot de in het legitimatiebewijs genoemde functie;

Onderdeel F: De vrijstelling geldt nu niet meer voor wetenschappelijke onderzoekers; gastdocenten zijn slechts vrijgesteld voor zover hun docentschap een periode van 6 maanden niet te boven gaat.

De vrijstelling in het besluit van 14 juli 1966, voor vreemdelingen die werkzaam zijn als religieuzen of als bedienaars van erediensten kon vervallen, aangezien deze functies niet krachtens arbeidsovereenkomst worden vervuld.