Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 1979

575

Besluit van 25 oktober 1979, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Wet arbeid buitenlandse werknemers

Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken van 31 augustus 1979, Directoraat-Generaal voorde Arbeidsvoorziening, DAB III, nr. 211.831;

Gelet op artikel 6, tweede lid, van de Wet arbeid buitenlandse werknemers (Stb. 1978,737);

De Raad van State gehoord (advies van 12 september 1979, nr. 9);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken van 18 oktober 1979, Directoraat-Generaal voor de Arbeidsvoorziening, DAB III, nr. 214.638;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Aan een tewerkstellingsvergunning welke een vreemdeling betreft die niet eerder rechtmatig in Nederland in een onderneming arbeid heeft verricht, dan wel een vreemdeling die na het verrichten van zodanige arbeid zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft gevestigd, kunnen, indien deze vergunning slechts het verrichten van ongeschoolde arbeid toelaat, voorschriften worden verbonden welke ertoe strekken:

a. dat de arbeidsovereenkomst met de vreemdeling schriftelijk wordt aangegaan; b. dat de arbeidsovereenkomst met de vreemdeling mede in de Turkse, Arabische, Spaanse, Portugese, Servo-Kroatische, Griekse, Franse, dan wel Engelse taal wordt gesteld; c. dat de arbeidsovereenkomst met de vreemdeling in ieder geval bepalingen omvat met betrekking tot zijn datum van ingang en werkingsduur onderscheidenlijk van beƫindiging, het soort arbeid dat dient te worden verricht, de normale arbeidstijd per dag, het loon alsmede de vakantie.

Artikel 2

Aan een tewerkstellingsvergunning kunnen steeds voorschriften worden verbonden welke ertoe strekken:

a. dat de werkgever aan het arbeidsbureau schriftelijk mededeling zal doen van elke wijziging van de plaats waar de arbeid gewoonlijk wordt verricht;