6. Onze Minister beslist over de toekenning van uitkering op schriftelijke aanvraag door de belanghebbende. De stukken die Onze Minister nodig acht voor de behandeling van de aanvraag dienen door of vanwege de belanghebbende te worden overgelegd.

Duur en bedrag van de lange uitkering

Artikel 7. 1. Behoudens het overigens in dit besluit bepaalde, bestaat voor belanghebbende, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a, recht op een uitkering gedurende een tijdvak gelijk aan 1/6 deel van de diensttijd, met dien verstande, dat de duur van de uitkering, behalve in het geval genoemd in het derde lid, nimmer meer beloopt dan twee jaren. Voor de berekening van de duur der uitkering wordt de diensttijd gedeeld door 6, waarna de uitkomst naar boven wordt afgerond op hele maanden. 2. Het bedrag der uitkering is gedurende de eerste twee maanden gelijk aan het bedrag van de laatstelijk genoten wedde, gedurende de volgende twee maanden 85 pet. van de wedde en vervolgens 80 pet. van die wedde. 3. Indien een belanghebbende ten tijde van het ontslag een diensttijd van ten minste 10 jaren heeft volbracht en de som van leeftijd en diensttijd, die hij ten tijde van het ontslag heeft bereikt, 60 jaren of meer bedraagt, wordt hem na afloop van de in het vorige lid bedoelde termijnen, gedurende zes maanden een verdere uitkering verstrekt ten bedrage van 80 pet. van de laatstelijk genoten wedde.

Samenloop van lange uitkering met inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf

Artikels. 1. De inkomsten die de belanghebbende, aan wie een lange uitkering is toegekend, geniet of gaat genieten uit of in verband met arbeid of bedrijf, ter hand genomen met ingang van of na de dag waarop het ontslag ter zake waarvan de uitkering is toegekend, hem is aangezegd of door hem is aangevraagd, worden met de uitkering verrekend over de maand waarop deze inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben. Deze verrekening geschiedt aldus: a. indien de inkomsten uit enige overheidskas worden genoten, wordt de uitkering verminderd met het bedrag waarmede de uitkering, vermeerderd met die inkomsten, de laatstelijk genoten wedde overschrijdt; b. indien de inkomsten uit anderen hoofde worden genoten, wordt de uitkering verminderd met het bedrag waarmede de uitkering, vermeerderd met die inkomsten, de laatstelijk genoten wedde met meer dan 10 pet. overschrijdt; c. bij gelijktijdig genot van inkomsten, als bedoeld onder a en b, wordt de uitkering eerst verminderd met het bedrag waarmede de onder a bedoelde inkomsten en uitkering samen de laatstelijk genoten wedde te boven gaan; vervolgens worden de onder a en b bedoelde inkomsten bij de eventueel verminderde uitkering opgeteld en wordt een tweede vermindering bepaald op het bedrag waarmede de verkregen som 110 pet. van de laatstelijk genoten wedde te boven gaat. 2. Het voorgaande lid vindt overeenkomstige toepassing ten aanzien van inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf ter hand genomen gedurende vakantie of verlof onmiddellijk voorafgaande aan het ontslag, ter zake waarvan de lange uitkering is toegekend. 3. Wanneer de belanghebbende arbeid of bedrijf ter hand heeft genomen vóór de dag van het ontslag, anders dan bedoeld in de voorafgaande leden, en na die dag uit die arbeid of dat bedrijf inkomsten of meer inkomsten gaat genieten, is het eerste lid van toepassing, tenzij de belanghebbende aannemelijk maakt, dat die inkomsten of vermeerdering van inkomsten of een gedeelte daarvan noch het gevolg zijn van een verhoogde werkzaamheid noch verband houden met het ontslag, in welk geval die inkomsten, die meerdere inkomsten of dat gedeelte daarvan niet in aanmerking worden genomen voor de toepassing van het eerste lid.