Staatsblad

van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 1979

628

Besluit van 22 oktober 1979, houdende wijziging van het Ambtenarenreglement voor de rijkspolitie 1975 (Stb. 1977,172) en het Ambtenarenreglement voor de gemeentepolitie 1958 (Stb. 1957,547)

Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken a.i. van 25 juni 1979, Directie Politie, nr. 844 A 579 en van 8 juni 1979, Directoraat-Generaal voor Openbare Orde en Veiligheid, Directie Politie, Afdeling Personeel, nr. EA79/U1507;

Gelet op de artikelen 22, eerste lid, 26, eerste lid en 6, eerste lid van de Politiewet (Stb. 1957, 244);

De Raad van State gehoord (advies van 22 augustus 1979, nr. 7);

Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Ministers van 11 oktober 1979, Directie Politie, nr. 1341 P 579 en van 3 oktober 1979, Directoraat-Generaal voor Openbare Orde en Veiligheid, Directie Politie, Afdeling Personeel, nr. EA79/2561;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In het Ambtenarenreglement voor de rijkspolitie 1975 (Stb. 1977,172) 1 wordt de volgende wijziging aangebracht:

Na artikel 77 wordt een nieuw artikel 78 ingevoegd luidende:

Aan de ambtenaar, die dat wenst, kunnen bepaalde studiefaciliteiten worden verleend, indien naar het oordeel van Onze Minister het belang van de dienst met de desbetreffende studie wordt gediend. Terzake worden door Onze Minister en Onze Minister van Binnenlandse Zaken nadere regels vastgesteld.

ARTIKEL II

In het Ambtenarenreglement voor de gemeentepolitie 1958 (Stb. 1957, 547)’ wordt de volgende wijziging aangebracht.

Na artikel 77 wordt een nieuw artikel 78 ingevoegd, luidende: