ze van toezicht op deze natuurlijke of rechtspersoon. Dit reglement van toezicht behoeft de goedkeuring van of vanwege Onze minister. Indien de Radiocontroledienst wordt aangewezen voor toezicht geschiedt zulks met inachtneming van deterzake door of vanwege Onze ministerte geven regels.

Artikel 7

Onze minister kan nadere regels stellen met betrekking tot het voeren van een merkteken op elektrische inrichtingen, dat aangeeft dat deze inrichtingen voldoen aan de voorschriften van de richtlijn.

HOOFDSTUK IV

Aanduiding ontstoring

Artikel 8

1. De fabrikant of de importeur dient de bevestiging, dat een elektrische inrichting voldoet aan de voorschriften van de richtlijn, onder zijn verantwoordelijkheid te geven in de vorm van een verklaring die voorkomt op de gebruiksaanwijzing, op de garantieverklaring of op de elektrische inrichting. 2. Het gebruik van merktekens of certificaten, afgegeven overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid van artikel 3 van de richtlijn, verleent aan de fabrikant of de importeur ontheffing van de in het eerste lid bedoelde verklaring.

HOOFDSTUK V

Controle en maatregelen

Artikel 9

1. Met inachtneming van door Onze minister te stellen regels zijn de door of vanwege de directeur-generaal aangewezen ambtenaren van de Radiocontroledienst bevoegd te controleren of elektrische inrichtingen voldoen aan de voorschriften van de richtlijn. 2. Onze minister regelt de wijze waarop de fabrikant of de importeur in de gelegenheid wordt gesteld om elektrische inrichtingen in overeenstemming te (doen) brengen met de voorschriften van de richtlijn indien bij een controle als bedoeld in het eerste lid blijkt dat de desbetreffende elektrische inrichtingen niet aan genoemde voorschriften voldoen. 3. Indien na toepassing van het tweede lid uit controlemetingen blijkt dat het type elektrische inrichting nog niet voldoet aan de voorschriften van de richtlijn, kan door Onze minister een verbod van verkoop met betrekking tot dit type inrichting worden uitgevaardigd. 4. Indien het bepaalde in het tweede lid toepassing heeft gevonden, kan door de directeur-generaal worden bepaald, dat voor de desbetreffende fabrikant of importeur voor de duur van ten hoogste drie jaren de termijn van vier weken in het tweede lid van artikel 2 tien weken zal bedragen. Voorts kan door de directeur-generaal worden bepaald dat de desbetreffende fabrikant of importeur verplicht is een of meer exemplaren van de inrichtingen behorende tot het aangemelde fabrikaat en type, gedurende genoemde tien weken voor controle door de Radiocontroledienst beschikbaarte houden.