c

Het kan voorkomen dat iemand beschikt over de voor het beroep van octrooigemachtigde vereiste deskundigheid zonder één van de in artikel 4, derde lid, genoemde opleidingen voltooid te hebben. Sinds 1959 kunnen daarom op grond van het vierde lid van dat artikel in bijzondere gevallen ook personen tot het examen worden toegelaten die bijzondere bekwaamheden bezitten, welke hen bij uitstek geschikt maken voor het optreden als octrooigemachtigde,

De toepassing van deze bepaling in de praktijk heeft evenwel enige problemen opgeleverd, met name omdat er onvoldoende in tot uitdrukking werd gebracht, volgens welke criteria de speciale geschiktheid van deze kandidaten moet worden beoordeeld. Voorts wekken de woorden «bij uitstek» de indruk als zouden aan de hier bedoelde kandidaten zwaardere eisen moeten worden gesteld dan aan diegenen die één van de in het derde lid genoemde bescheiden kunnen overleggen, hetgeen niet de bedoeling is.

Gebleken is dat, als kandidaten die niet aan de normale opleidingseisen voldoen toch de vereiste bekwaamheden hebben verworven, dit vrijwel steeds een gevolg is van werkzaamheden die zij gedurende geruime tijd hebben verricht ten kantore van een octrooigemachtigde.

Op verschillende octrooibureaus zijn technici werkzaam die niet de voor toelating tot het examen vereiste opleiding bezitten - veelal betreft het HTSingenieurs - maar die zich in de loop der jaren toch zodanig bekwaamd hebben in de behandeling van octrooiaanvragen en wat daarmee samenhangt, dat zij praktisch hetzelfde werk verrichten als een octrooigemachtigde, tot volledige tevredenheid van de leiding van hun bureau. De wijziging van het vierde lid dient met name om hen in staat te stellen, aan het examen deel te nemen. De bijzondere bekwaamheden moeten zijn verkregen door langjarige werkzaamheden ten kantore van een octrooigemachtigde. Hoe lang deze werkzaamheden moeten hebben geduurd zal mede afhankelijk zijn van de vooropleiding van de kandidaat; gedacht kan worden aan een termijn van zeven jaar voor kandidaten met een opleiding op HTS-niveau, en ten minste tien jaar voor andere kandidaten, gedurende welke termijn werkzaamheden op het niveau van een octrooigemachtigde zijn verricht. Onder omstandigheden zou evenwel met een kortere duur genoegen moeten kunnen worden genomen.

D

Het Octrooigemachtigden-reglement zwijgt tot dusverre over de vraag of de Orde van Octrooigemachtigden rechtspersoonlijkheid bezit. Dit in tegenstelling met wat ten aanzien van lichamen voor vergelijkbare beroepsgroepen is bepaald, zoals ten aanzien van de Nederlandse Orde van Advocaten in artikel 17, derde lid, van de Advocatenwet (Stb. 1968,162) en ten aanzien van het Nederlands Instituut van Registeraccountants in artikel 1, tweede lid, van de Wet op de Registeraccountants (Stb. 1962, 258). Hoewel men uit dit stilzwijgen niet noodzakelijkerwijs de gevolgtrekking behoeft te maken dat de Orde van Octrooigemachtigden dus geen rechtspersoonlijkheid bezit, acht ik het, mede gezien een daartoe strekkend verzoek van het bestuur van de Orde, gewenst dat ter wille van de rechtszekerheid met zoveel woorden de rechtspersoonlijkheid wordt vastgesteld. Het op deze wijze opheffen van mogelijke twijfel is daarom ook gewenst omdat de Orde met het toenemen van haar werkzaamheden meeren meer aan het privaatrechtelijke rechtsverkeer is gaan deelnemen, zoals door het in dienst nemen van personeel voor haar secretariaat en het huren van kantoorruimte.

Artikel 1, tweede lid, van Boek 2 (Rechtspersonen) van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de rechtspersoonlijkheid voor lichamen als de onderhavige «uit het bij of krachtens de wet bepaalde volgt». Het verlenen van rechtspersoonlijkheid bij algemene maatregel van bestuur is dus mogelijk, mits de wet in formele zin de daarvoor noodzakelijke delegatie inhoudt. In het onder-