D. Artikel 7 wordt gelezen als volgt:

Artikel 7

De afkoopsommen ingevolge artikel 5 alsmede de aan de uitvoering van deze paragraaf verbonden administratiekosten komen, indien het betreft verzekeringen, gesloten tegen bruto-premies, ten laste van het Ouderdomsfonds B en in de overige gevallen ten laste van het Invaliditeits- en Ouderdomsfonds.

E. Na artikel 7 worden twee nieuwe paragrafen ingevoegd, luidende: § 3. Voortzetting en eindiging van verzekeringen, gesloten tegen brutopremies

Artikel 7a

1. Op een door Onze Minister te bepalen tijdstip, dat voor afzonderlijke groepen van verzekerden verschillend kan worden vastgesteld, eindigt de tegen bruto-premies gesloten verzekering ingevolge de Ouderdomswet 1919 van a. de in artikel 4, eerste lid, bedoelde verzekerde, die op het in de aanhef bedoelde tijdstip nog geen recht heeft verkregen op de in artikel 5 bedoelde afkoopsom; b. de verzekerde, anders dan onder a bedoeld, wiens recht op rente op het in de aanhef bedoelde tijdstip nog niet is ingegaan. 2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid eindigt de in dat lid bedoelde verzekering niet, indien binnen een door Onze Minister vast te stellen termijn te kennen is gegeven, dat de premiebetaling ingevolge de Ouderdomswet 1919 zal worden voortgezet, en a. de voortzetting van de premiebetaling betrekking heeft op een verzekerde ouderdomsrente, b. de rentegerechtigde leeftijd vóór 1 september 1988 wordt bereikt, en c. de verzekering ingevolge de Ouderdomswet 1919 niet dient tot uitvoering van het bepaalde in artikel 2, eerste lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet. Onze Minister kan ten aanzien van de voortzetting van de premiebetaling nadere voorwaarden stellen. 3. Indien de wens tot voortzetting van de premiebetaling ingevolge de Ouderdomswet 1919 wordt herroepen binnen de in het vorige lid bedoelde termijn, eindigt de verzekering op het in het eerste lid bedoelde tijdstip, zoals dat is of wordt bepaald voor de groep van verzekerden, waartoe degene, die de in het vorige lid bedoelde wens heeft herroepen, behoort. 4. Indien voor een tegen bruto-premies gesloten verzekering ingevolge de Ouderdomswet 1919, welke krachtens het bepaalde in het tweede lid niet is geëindigd, de premiebetaling ingevolge artikel 20 of artikel 21, tweede lid> van genoemde wet alsnog wordt beëindigd, eindigt deze verzekering op het in het eerste lid bedoelde tijdstip, zoals dat is of wordt bepaald voor de groep van verzekerden, waartoe degene, die de premiebetaling ingevolge genoemde artikelen heeft beëindigd, behoort, of wanneer dat later is, op de dag, waarop de premiebetaling eindigt.

Artikel 7b

Aan een krachtens artikel 7a geëindigde verzekering kunnen, onverminderd het bepaalde in artikel 7c, geen aanspraken meer worden ontleend.