HOOFDSTUK E. HET RECHT OP AMBTENARENPENSIOEN

Recht op pensioen

Artikel E 1

1. De ambtenaar heeft na zijn ontslag recht op pensioen indien hij op het tijdstip van ingang van het ontslag: a. hetzij de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt (ouderdomspensioen); b. hetzij uit hoofde van ziekten of gebreken blijvend ongeschikt is zijn betrekking te vervullen (invaliditeitspensioen). 2. Mede heeft recht op invaliditeitspensioen de ambtenaar die na het tijdstip van ingang van zijn ontslag, uit hoofde van ziekten of gebreken blijvend ongeschikt is geworden de betrekking te vervullen waaruit hij is ontslagen, mits die ziekten of gebreken zijn ontstaan tijdens zijn ambtenaarschap dan wel binnen een maand na bedoeld tijdstip. Dit lid vindt geen toepassing op hem die verzekerd is ingevolgde de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, tenzij hij in verband met artikel 30 van die wet geen aanspraak op arbeidsongeschiktheidsuitkering kan maken. 3. Voor hem die alleen als wachtgelder ambtenaar is ontstaat het recht op invaliditeitspensioen op het tijdstip waarop hij voldoet aan de voorwaarde vervat in het eerste lid, onder b, ten aanzien van de betrekking waaruit hij met recht op wachtgeld is ontslagen, maar niet eerder dan op het tijdstip, waarop het recht op wachtgeld eindigt. 4. Het recht op invaliditeitspensioen en de vaststelling van een aanvulling van het invaliditeitspensioen als bedoeld in artikel F 9, zijn afhankelijk van een beslissing van de directie na een geneeskundig onderzoek als voorzien in hoofdstuk P.

Geneeskundig onderzoek vóór ontslag

Artikel E 2

Op verzoek van de ambtenaar of van het gezag dat tot het verlenen van ontslag bevoegd is, laat de directie reeds vóór een ontslag is verleend het geneeskundig onderzoek dat is geregeld in hoofdstuk P instellen en neemt dienaangaande een beslissing. Deze beslissing heeft geen rechtsgevolg meer, indien het ontslag niet is ingegaan binnen een jaar na de dag waarop de beslissing, ook voor wat betreft een daarin uitgesproken oordeel omtrent het percentage van de algemene invaliditeit, bedoeld in artikel F 9, dan wel omtrent de herplaatsbaarheid, bedoeld in artikel K 2, kracht van gewijsde heeft verkregen.

Uitzicht op ouderdomspensioen

Artikel E 3

1. De ambtenaar die op het tijdstip van ingang van zijn ontslag of beëindiging van zijn recht op wachtgeld aan geen van de in artikel E 1, eerste lid, gestelde voorwaarden voldoet, verkrijgt uitzicht op ouderdomspensioen bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar. Dit uitzicht onstaat niet indien hij in een andere dienstverhouding of krachtens artikel B 6 ambtenaar blijft. Het uitzicht vervalt indien hij weer ambtenaar wordt. 2. Het uitzicht op ouderdomspensioen gaat bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar over in het recht op ouderdomspensioen.

Artikel E 4

Waar in de bepalingen van deze wet sprake is van ontslag, wordt daarmee bedoeld elke beëindiging van het ambtenaarschap, tenzij uit een desbetreffende bepaling het tegendeel blijkt.