Ingang weduwen- en wezenpensioen

Artikel Q2

Het weduwen- en wezenpensioen gaat in met de dag volgende op die van het overlijden van hem aan wie het wordt ontleend, met dien verstande dat artikel Q 1 van overeenkomstige toepassing is.

Ingang tijdelijk pensioen

Artikel Q 3

Het tijdelijk pensioen gaat in met een door de directie te bepalen dag.

Ingang hersteld pensioen

Artikel Q 4

Wanneer een vervallen recht op pensioen geheel of gedeeltelijk wordt hersteld gaat het pensioen in met de eerste dag van de maand waarin het herstel heeft plaatsgevonden.

Einde pensioen

Artikel Q 5

1. Elk pensioen eindigt met het einde van de maand waarin de rechthebbende is overleden. In geval van vermissing van de rechthebbende eindigt het pensioen met een door de directie te bepalen dag. 2. Het tijdelijk pensioen eindigt, wanneer de vermiste in leven blijkt te zijn, met een door de directie te bepalen dag. 3. Een pensioen waarop het recht krachtens artikel I 1 vervallen is verklaard, eindigt met het einde van de maand waarin de beslissing inzake het vervallen verklaren is genomen. 4. Het wezenpensioen eindigt voorts met het einde van de maand waarin de rechthebbende: a. meerderjarig is geworden; b. tengevolge van wettiging als bedoeld in artikel 214 of artikel 215 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel door adoptie als bedoeld in artikel 227 van dat Wetboek de staat van wettig kind heeft verkregen.

Weduwenuitkering - Weduwnaarsuitkering

Artikel Q 6

1. Zo spoedig mogelijk na het overlijden van een gepensioneerd ambtenaar wordt aan diens weduwe, van wie hij niet duurzaam gescheiden leefde, een uitkering toegekend ten bedrage van het pensioen van die ambtenaar over een tijdvak van twee maanden (weduwenuitkering). De voorgaande volzin is van overeenkomstige toepassing na het overlijden van een gepensioneerde vrouwelijke ambtenaar ten aanzien van haar weduwnaar, van wie zij niet duurzaam gescheiden leefde (weduwnaarsuitkering). Bij ontstentenis van een weduwe of weduwnaar, van wie de overledene niet duurzaam gescheiden leefde, geschiedt de uitkering ten behoeve van de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen van de overledene, of minderjarige kinderen waarvoor de overledene ten tijde van het overlijden de pleegouderlijke zorg droeg. Onder pleegouderlijke zorg wordt verstaan de zorg voor het onderhoud en de opvoeding van het kind, als ware het een eigen kind, onafhankelijk van enige verplichting daartoe of van het genieten van een vergoeding daarvoor. Ontbreken ook zodanige kinderen, dan geschiedt de uitkering, in-