vuld met de betrekking voor het vervullen waarvan betrokkene door de directie blijvend ongeschikt is verklaard, en voor zover die uitkering naar de in komsten uit die andere betrekking wordt berekend of geacht kan worden te zijn berekend. Indien de aanvulling, als bedoeld in artikel F 7, mettoepassing van het vijfde lid van dat artikel, derde volzin, is berekend naar de middelsom van berekeningsgrondslagen voor een dienstlijn, die is geƫindigd voor, op of binnen een jaar na het tijdstip waarop de in de vorige volzin bedoelde andere betrekking is aanvaard, zijn in afwijking van het bepaalde in de vorige volzin de voorafgaande leden wel van toepassing ten aanzien van het bedrag, waarmee die aanvulling overtreft het bedrag, waarop de aanvul ling zou zijn vastgesteld indien artikel F 7, vijfde lid, derde volzin, niet zou zijn toegepast.

5. Indien degene, die recht heeft op een aanvulling op het invaliditeitspensioen, als bedoeld in artikel F 7, is opgenomen in een dienstverband als bedoeld in artikel 46, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de som van het aangevulde invaliditeitspensioen en het loon ingevolge die regeling, omgerekend op jaarbasis, 90% van de middelsom van berekeningsgrondslagen waarnaar de aanvulling is berekend, zo nodig aangepast overeenkomstig de regelen vastgesteld bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel A 8, overschrijdt, wordt de aanvulling voor zoveel mogelijk verminderd met het bedrag van die overschrijding. Voor de toepassing van de voorgaande volzin vindt het bepaalde bij of krachtens artikel 46, tweede lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering overeenkomstige toepassing. 6. Indien degene die recht heeft op een aanvulling op het invaliditeitspensioen, als bedoeld in artikel F 7, inkomsten uit arbeid geniet, is de directie bevoegd, zolang niet vaststaat dat de betrokkene in staat zal zijn die inkomsten duurzaam te verwerven, de aanvulling niet of slechts gedeeltelijk uit te betalen. 7. Indien na beƫindiging van de toepassing van het vorige lid geen intrekking of wijziging van de aanvulling plaatsvindt, dan wel na wijziging de aanvulling meer bedraagt dan het bedrag, dat van de aanvulling gedurende het tijdvak waarover het vorige lid is toegepast werd uitbetaald, blijft de directie niettemin bevoegd de aanvulling over het tijdvak, gedurende hetwelk het vorige lid toepassing vond, niet of slechts gedeeltelijk uit te betalen. 8. Indien degene die recht heeft op een aanvulling op het invaliditeitspensioen, als bedoeld in artikel F 7, inkomsten uit arbeid geniet, die niet een kennelijk tijdelijk karakter hebben en meer bedragen dan evenredig is aan zijn nog bestaande arbeidsgeschiktheid, terwijl er nochtans geen gronden aanwezig zijn om de aanvulling in te trekken ofte wijzigen, is de directie bevoegd, zolang de betrokkene die inkomsten geniet, de aanvulling niet of slechts gedeeltelijk uit te betalen. 9. Onze Minister kan met betrekking tot het bepaalde in de voorgaande leden nadere regelen stellen. Bij deze regelen kan het bepaalde in de voorgaande leden worden aangevuld of kan daarvan worden afgeweken.

Artikel J 19

Wij behouden Ons voor bij algemene maatregel van bestuur bepalingen vast te stellen ter verzekering van de controle op de samenloop van pensioen met arbeidsongeschiktheidsuitkering, als bedoeld in artikel J 18.

S 4. Slotbepalingen

Uitvoeringsvoorschriften

Artikel J 20

De directie kan voorschriften geven voor de uitvoering van dit hoofdstuk. Deze voorschriften behoeven de goedkeuring van de Raad van toezicht.