3. De vorige leden zijn niet van toepassing op de berekeningsgrondslag van een kostwinnerspensioen en op de minimumberekeningsgrondslag.

Artikel 36

1. Een pensioen, als bedoeld in artikel 35, wordt met ingang van 1 juni 1978 of van het later tijdstip, waarop het pensioen is ingegaan, vastgesteld op het bedrag, gelijk aan zoveel procent van de overeenkomstig artikel 35 aangepaste berekeningsgrondslag, als het pensioenpercentage beloopt. 2. Een invaliditeitspensioen uit hoofde van een ontslag voor 1 juni 1978 wordt met ingang van die datum vastgesteld op f 1.704,-.

HOOFDSTUK II

Artikel 37

Met ingang van 1 juni 1978 luiden de in de artikelen C 5, onder d, E 3, tweede lid, E 4, F3, eerste lid, F7, tiende lid, J 1 a, tweede lid, M 4, eerste lid, en V 13, tweede en derde lid van de pensioenwet en de in de daarmede overeenkomende artikelen in de vroegere militaire pensioenwetten bedoelde bedragenf 19.436,02, f 1.704,-,f 1.704,-, f30.458,-, f 16.661,-,f 186.196,47, f 129.814-, f 21.268,-, f 335,- en f 335,-.

HOOFDSTUK III

Artikel 38

1. Aan de gepensioneerden, aan wie een pensioen is toegekend, wordt een uitkering-ineens verleend over een periode waarover in het tijdvak 1 januari 1978 tot 1 juni 1978 recht op pensioen bestond. De uitkering-ineens bedraagt voor elke maand of gedeelte daarvan van de uitkeringsperiode 1/12 gedeelte van het verschil tussen het pensioen né en het pensioen vóór de verhoging ingevolge het eerste hoofdstuk van deze afdeling. 2. In afwijking van het eerste lid wordt voor de nagelaten betrekkingen met recht op weduwen- en wezenpensioen van de voor 1 juni 1978 overleden gepensioneerde, als in het eerste lid bedoeld, de uitkering-ineens mede berekend over de maanden, waarover de gepensioneerde in de uitkeringperiode recht had op pensioen, behalve over de overlijdensmaand, indien daarover voor bedoelde betrekkingen reeds ingevolge het eerste lid recht op deze uitkering bestaat. 3. Aan de nagelaten betrekkingen van de voor 1 juni 1978 overleden gepensioneerde, als bedoeld in het eerste lid, die geen recht hebben op pensioen, wordt indien daartoe voor 1 januari 1980 het verzoek wordt gedaan, de in het eerste lid bedoelde uitkering-ineens betaald. 4. Dit artikel is niet van toepassing ten aanzien van gepensioneerden, aan wie een kostwinnerspensioen is toegekend of wier pensioen is berekend naar een minimumberekeningsgrondslag.

Artikel 39

Deze afdeling kan worden aangehaald als Aanpassingsregeling militaire pensioenen 1978-11.